Help-gids
Digitale camera met verwisselbare lens
ILCE-9
α9
Scherpstelfunctie
Selecteert de scherpstelmethode die geschikt is voor de beweging van het onderwerp.
Draai de scherpstellingsfunctieknop (B) terwijl u de ontgrendelknop van de
1
scherpstellingsfunctieknopvergrendeling (A) ingedrukt houdt, en selecteer de gewenste functie.
Informatie over instellingen
AF-S (Enkelvoudige AF):
Het apparaat vergrendelt de scherpstelling nadat het scherpstellen klaar is. Gebruik dit wanneer het onderwerp stilstaat.
AF-C (Continue AF):
Het apparaat blijft scherpstellen zo lang u de ontspanknop tot halverwege ingedrukt houdt. Gebruik dit wanneer het
onderwerp in beweging is. In de functie [Continue AF] klinkt geen pieptoon wanneer de camera scherpstelt.
DMF (D. handm. sch.):
U kunt na het automatisch scherpstellen handmatig nauwkeurige aanpassingen maken waardoor u sneller kunt
scherpstellen op een onderwerp dan bij handmatig scherpstellen vanaf het begin. Dit is handig in situaties zoals macro-
opname.
MF (H. scherpst.):
Stelt handmatig scherp. Als u niet kunt scherpstellen op het bedoelde onderwerp met behulp van de automatische
scherpstelling, gebruikt u de handmatige scherpstelling.
Scherpstellingsindicator
(brandt):
Het onderwerp is scherpgesteld en de scherpstelling is vergrendeld.
(knippert):
Het onderwerp is niet scherpgesteld.
(brandt):
Het onderwerp is scherpgesteld. De scherpstelling wordt continu aangepast aan de hand van de bewegingen van het
onderwerp.
(brandt):
Scherpstelling wordt uitgevoerd.
Onderwerpen waarop moeilijk scherpgesteld kan worden met de automatische scherpstelling
Donkere en ver verwijderde onderwerpen
Onderwerpen met een slecht contrast
Onderwerpen waarnaar door glas wordt gekeken
Snel bewegende onderwerpen
Reflecterend licht of glimmende oppervlakken
Flikkerend licht
80