8.5.4. Spanningswaarneming (verbindingsklem J, zie bijlage A)
Voor het compenseren van mogelijke kabelverliezen tijdens het opladen, kunnen er twee sensordraden worden aangesloten
waarmee de spanning direct kan worden gemeten op de accu of op de positieve en negatieve verdeelpunten. Gebruik draad met
een doorsnede van 0,75 mm².
Tijdens het opladen van de accu compenseert de omvormer/lader de spanningsval over de DC-kabels tot maximaal 1 Volt (d.w.z.
1 V over de positieve aansluiting en 1 V over de negatieve aansluiting). Als de spanningsval groter dreigt te worden dan 1 V,
wordt de laadstroom zodanig beperkt dat de spanningsval beperkt blijft tot 1 V.
8.5.5. Temperatuursensor (verbindingsklem J, zie bijlage A)
De temperatuursensor (meegeleverd bij de omvormer/lader) kan worden aangesloten voor temperatuurgecompenseerd opladen.
De sensor is geïsoleerd en moet op de negatieve pool van de accu worden aangebracht.
8.5.6. Parallelle verbinding
Het is vereist om identieke eenheden te gebruiken voor driefasen- en parallelle systemen. Aangezien er slechts één GX apparaat
per systeem is toegestaan, moet u in dit geval hetzelfde model MultiPlus-II vinden als u een parallelle en/of driefasenaansluiting
wilt gebruiken met dit product.
Om u te helpen bij het vinden van identieke eenheden, kunt u in plaats daarvan de MultiPlus-II gebruiken voor parallelle en
driefasensystemen en een extern GX-apparaat.
Er kunnen maximaal zes eenheden parallel worden aangesloten. Bij het aansluiten van dit product met Multiplus-II in een parallel
systeem, moet aan de volgende vereisten worden voldaan:
• Het is essentieel dat de negatieve pool van de accu tussen de eenheden altijd is aangesloten. Een zekering
of stroomonderbreker is niet toegestaan op de negatieve pool.
• Alle eenheden moeten op dezelfde accu worden aangesloten.
• Maximaal zes parallel aangesloten eenheden.
• De apparaten moeten identiek zijn (afgezien van het GX-deel) en dezelfde firmware hebben.
• De DC-aansluitkabels naar de apparaten moeten van gelijke lengte en doorsnede zijn.
• Als een positief en een negatief gelijkstroomverdelingspunt wordt gebruikt, moet de doorsnede van de verbinding tussen de
accu's en het gelijkstroomverdelingspunt ten minste gelijk zijn aan de som van de vereiste doorsneden van de verbindingen
tussen het distributiepunt en de eenheden.
• Koppel altijd eerst de negatieve accukabels voordat u de UTP-kabels plaatst.
• Plaats de eenheden dicht bij elkaar, maar laat minstens 10 cm ruimte over voor ventilatie onder, boven en naast de eenheden.
• UTP-kabels moeten rechtstreeks van de ene eenheid op de andere worden aangesloten (en op het externe paneel). Contact-
of splitterdozen zijn niet toegestaan.
• Er kan slechts één afstandsbediening (paneel of schakelaar) worden aangesloten op het systeem. Dat betekent maar één GX.
Wanneer meerdere GX-modellen parallel of driefasig verbonden gaan worden, moet de interne verbinding tussen GX-card en
andere componenten ontkoppeld worden. Omwille hiervan wordt het aanbevolen de MultiPlus-modellen zonder ingebouwde
GX te gebruiken voor deze systemen.
8.5.7. Driefasige werking
Dit product kan ook worden gebruikt in 3-fasen wye (Y)-configuratie. Hiervoor wordt een verbinding tussen de apparaten gemaakt
door middel van standaard RJ45 UTP-kabels (hetzelfde als voor een parallelle werking). Het systeem zal opeenvolgende
configuratie vereisen.
Voorwaarden: zie Sectie Spanningsdetectie
1. Opmerking: het product is niet geschikt voor een 3-fasen delta (Δ)-configuratie.
2. Wanneer de AS4777.2 stroomnetcode is geselecteerd in VEconfigure, zijn slechts 2 eenheden parallel per fase toegestaan in
een driefasensysteem.
Voor meer informatie over parallelle en driefasenconfiguratie moet u altijd eerst uw Victron-distributeur en deze specifieke
handleiding raadplegen:
https://www.victronenergy.com/live/ve.bus:manual_parallel_and_three_phase_systems
Pagina 14
MultiPlus-II GX
Installatie