Wat ook de aard van de interventie mag zijn, de
stroomtoevoer dient steeds onderbroken te worden
aan het hoofdschakelbord in de stookruimte.
De
hoofdschakelaar
(merkteken 2, afbeelding B)
•
Regelthermostaat van 60 tot 90 °C
Over het algemeen worden de cv-installaties gedimensioneerd om te
werken op maximum 80°C. Bij werking op lagere temperatuur, zal op
het cv-vertrek een 3-weg mengkraan geïnstalleerd worden
die zorgt voor de aanpassing van de temperatuur,
(zie afbeelding G)
hetzij door manuele regeling, hetzij automatisch indien geopteerd
werd voor de installatie van een regulatie
afstelling van de thermostaat op de maximale waarden wordt ten
zeerste aanbevolen en dit voor een optimaal sanitair comfort.
Warm water kan brandwonden veroorzaken!
In de boiler kan het water op zeer hoge temperatuur opgeslagen
worden. In ieder geval dient op het vertrek van het sanitair warm
water een thermostatische mengkraan
te worden met een maximum temperatuur van 60 °C.
Het is aanbevolen om een mengkraan of een thermostatische
mengkraan op elk aftappunt te plaatsen.
• Hoofdschakelaar
(merkteken 2, afbeelding B).
Moet bij elke interventie aan de ketel uitgeschakeld worden.
• Zomer/winter-schakelaar
(merkteken 3, afbeelding B).
Stand "Winter" : de cv- en sanitaire functies zijn operationeel. Stand
"Zomer" : de ruimtethermostaat of de regulatie
is uitgeschakeld. Ook de cv-circulator werkt niet. Alleen de sanitaire
functie is operationeel. De temperatuur aan de thermostaat (1) kan
om besparingsredenen verlaagd worden. Bij onvoldoende
beschikbaar sanitair warm water, wordt aangeraden de thermostaat
(1) op zijn maximale waarde terug te zetten.
Bij het daaropvolgend stookseizoen, volstaat het de cv-ketel
opnieuw op "Winter"-stand te brengen om de cv-functie te activeren.
• Thermometer
(merkteken 4, afbeelding B).
De temperatuur van de primaire kring (cv) kan rechtstreeks van de
ketel afgelezen worden.
• Regulatie
(merkteken 5, afbeelding B).
Indien u hiervoor opteerde, verwijzen wij naar de bijgevoegde
gebruiksinstructies.
MANOMETRISCHE DRUK VAN DE CV-INSTALLATIE
Uw cv-installatie is uitgerust met een veiligheidsklep afgesteld op 3
bar en is voorzien van een manometer.
Vergewis u ervan dat de installatie altijd met water gevuld is en onder
druk staat. Koud en na ontluchting, moet de manometer een druk
aanwijzen tussen 0,5 en 1,5 bar, volgens de hoogte van het gebouw:
(1 bar = 5 m / 1,5 bar = 10 m en 2 bar = 15 m).
Om water toe te voegen, de vulkraan
Deze kraan na de vulling goed sluiten. Het systeem ontluchten voor
een nauwkeurige weergave van de waterdruk.
VEILIGHEIDSKLEP
(CV) (merkteken 2, afbeelding G)
Een maandelijkse controle strekt tot aanbeveling:
Gedurende
een
paar
seconden
leegloopmechanisme heffen en zich vergewissen van de goede
werking van de veiligheidsklep.
De afvoerleiding naar de sterfput moet aan de
lucht blootgesteld worden.
aan
het
bedieningspaneel
uitschakelen.
(merkteken 1, afbeelding B).
, Een
(§ regulatiekits, page 23)
geïnstalleerd
(zie afbeelding H)
(§ regulatiekits, page 23)
openen.
(merkteken 5, afbeelding B)
de
hendel
van
het
Bij afwijkingen na deze korte test, de installateur
verwittigen.
VEILIGHEIDSGROEP
(Sanitair) (merkteken 1, afbeelding H)
Een maandelijkse controle strekt tot aanbeveling:
Gedurende
een
paar
seconden
leegloopmechanisme heffen en zich vergewissen van de goede
werking van de veiligheidsklep.
De afvoerleiding naar de sterfput moet
aan de lucht blootgesteld worden.
Bij afwijkingen na deze korte test, de installateur
verwittigen.
FUEL BRANDER "BM R 31" – IN STORING
Als de rode lamp op de brander brandt, wijst dit op een storing.
De brander opnieuw te starten via het indrukken van de knop op de
branderkap.
Mocht de brander nog niet starten, dient men een beroep te doen op
de installateur, na gecontroleerd te hebben of er geen sprake is van
gebrek aan stookolie in de tank en de veiligheidsthermostaat te
hebben gecontroleerd.
FUEL BRANDER MET "BM 1 LN 1" - IN STORING
(zie afbeelding P)
Als de brander niet werkt:
1. De beschermkap verwijderen.
2. Als de rode controlelamp brand, druk dan op de knop om de
brander terug te starten.
3. Als de brander terug functioneert kan de beschermkap terug
geplaatst worden.
Als de brander niet werkt, dient de spanning van de
ketel afgesloten te worden, vooraleer het voorpaneel te
verwijderen.
4. Verwijder het voorpaneel en reset de veiligheids-thermostaat die
zich boven op het ketellichaam bevindt.
Wacht tot de temperatuur van de ketel tot onder 60 °C
daalt. Vervolgens het voorpaneel van de ketel terug
aanbrengen.
5. Als de brander werkt, de kap terug bevestigen.
6. Bij een aanhoudende afwijking de installateur verwittigen en
stookolie in tank controleren.
Starten van de brander.
Bij een normale werking ontsteekt de brander automatisch als de
temperatuur van de ketel lager is dan de ingestelde temperatuur.
Gelieve voor de goede werking van uw systeem,
jaarlijks voor het stookseizoen een onderhoudsbeurt
te laten uitvoeren door een vakman.
NL
de
hendel
van
het
(zie afbeelding O)
(zie afbeelding Q)
29