• Om de nauwkeurigheid van de laser te bewaren, volgt
u de kalibratie procedures om de laser te controleren op
nauwkeurigheid.
• Vervang de batterijen wanneer de laserstralen beginnen
te vervagen.
• Reinig de laser en lens met een zachte doek, maak
geen gebruik van schoonmaakmiddelen.
• Hoewel de laser stof en vuil bestendig is (tot op
een bepaalde hoogte), laat u de laser best niet voor
langere periodes in stoffige of vuile ruimtes staan om
beschadiging van bewegende onderdelen tegen te
gaan.
• Indien de laser is blootgesteld aan water, droogt u
deze af met een zachte doek om het oxideren van de
onderdelen te voorkomen.
• Neem de batterijen uit de laser indien u deze voor
langere tijd niet gebruikt. Dit voorkomt corrosie van de
batterijen en bijkomende beschadiging.
12
ONDERHOUD