Wis het geheugen van de Datalogger (CLR)
Om het geheugen te wissen, open de CLR setupmodus, druk op
bevestiging "SURE YES" op het scherm krijgt en druk op ENTER om het geheugen te
wissen.
Weergave van de Temperatuureenheden
1.
Druk op °C·°F·°K om de gewenste temperatuureenheid te selecteren.
2.
Voeg de thermokoppel(s) in het geteste toestel. De temperatuurmetingen verschijnen
in de primaire weergave.
Opmerkingen:
Het scherm geeft "- - - -" weer wanneer er geen verbinding is met een thermokoppel.
Het scherm geeft OL (overload) weer wanneer de te meten temperatuur buiten de
thermokoppel of meetbereik is.
Vasthouden van de Weergegeven Metingen
1.
Druk op HOLD om de metingen op het scherm vast te zetten. Het scherm geeft
"HOLD" weer.
2.
Druk op DIF/T
de primaire of secundaire weergave te gaan.
3.
Druk opnieuw op HOLD om de HOLD-functie uit te schakelen.
Bekijken van de MIN, MAX en GMD Metingen
1.
Druk op MAX/MIN om de maximum (MAX), minimum (MIN) of de gemiddelde (GMD)
metingen te doorlopen. De verstreken tijd sinds het openen van de MIN MAX modus,
of de tijd wanneer de minimum of maximum zich voordeden verschijnt op het scherm.
2.
Druk op de MAX/MIN knop voor 3 seconden om de MIN MAX modus te verlaten.
Opmerking: De Max/Min/Gmd geldt enkel voor de T1 en T2 invoeren.
Datalogging
1.
Stel de gewenste testinterval in zoals beschreven in de Setupmodus.
2.
Druk op de REC/
indicatoren zullen oplichten bij de ingestelde testsnelheid wanneer de meter aan het
dataloggen is.
3.
Druk op de REC/
De bijgevoegde software laat de gebruiker toe om de bewaarde gegevens over te dragen
naar een PC. Zie de aparte software-instructies op de bijgevoegde softwaredisk voor
verdere details.
Het gebruik van de Offsetfunctie voor het Aanpassen van Sondefouten
Gebruik de offsetoptie in de Setupmodus om metingen van de thermometer aan te passen
zodat fouten in een een specifieke thermokoppel of IR-temperatuur worden
gecompenseerd. Het toelaatbare aanpassingsbereik is ± 5.0
1.
Voeg de thermokoppel in de invoerconnector.
2.
Plaats de thermokoppel in een gekende, stabiele temperatuursomgeving zoals een
ijsbad of een dry well calibrator.
3.
Laat de metingen toe om te stabiliseren.
4.
In Setup, verander de offset totdat de primaire meting gelijk is aan de
kalibratietemperatuur.
·T
·T
om door de T1, T2, T3, T1-T2, T1-T3 of T2-T3 metingen voor
1
2
3
▼
knop om te starten met de registratie. De "TYPE K" en "IR TEMP"
▼
knop om te stoppen met de registratie.
0
C of ± 9.0
7
▲
▼
of
totdat u de
0
F.
HD200-EU V2.0 4/08