WAARSCHUWING:
Bij de aan- en afkoppeling moeten de relevante veiligheidsvoorschriften in acht worden
genomen.
Er mogen geen personen tussen de voertuigen aanwezig zijn. De koppeling mag alleen
gebruikt worden in de vergrendelde staat.
3.
WERKING:
(zie Afbeelding 3)
3.1 AFKOPPELING EN OPENING VAN DE TREKHAAK:
Duw de bedieningshendel (5) omhoog tot hij op zijn plaats vastklikt (duw voor versies "L", "DP" en
"DP3" de hendel of het pedaal omlaag). Hierdoor wordt de vergrendelde stand vrijgegeven, de
koppelingsbout (2) omhoog geduwd ("L", "DP" en "DP3" omlaag) en vergrendeld. De bestaande
koppelingsverbinding wordt vrijgegeven en de koppeling wordt geopend.
De gereedheid voor koppeling wordt hersteld door het trekoog volledig uit de vangmuil te trekken.
WAARSCHUWING:
Koppel nooit af terwijl de aanhanger trekt of duwt. Het gebruik van kracht op de
bedieningshendel kan het mechanisme vernietigen.
3.2 AUTOMATISCHE KOPPELING:
Als een trekoog in de open koppeling wordt getrokken, duwt het tegen de vergrendelingshendel (3)
en wordt het automatische koppelingsproces geactiveerd, dat wil zeggen dat de koppelingsbout (2)
plotseling omlaag wordt geduwd ("L", "DP" en "DP3" omhoog) in de zitting in de behuizing van de
koppeling(1), door het trekoog van de aanhanger. De hefvork (4) ligt boven de koppelingsbout (2)
en zet deze vast.
3.3 HANDMATIGE KOPPELING:
(zie ook Afbeelding 4)
Koppelingen met een handbediende hendel kunnen met de hand vergrendeld worden. Dit kan
noodzakelijk zijn voor bepaalde interne toepassingen. Hiervoor moet de ontgrendelingshendel (8)
tegen de rijrichting in worden getrokken, tot het koppelingsproces wordt geactiveerd.
OPGELET:
Bij het achteruitrijden van het trekkende voertuig moet het trekoog van de draagplaat altijd
tegen de trechter van de vangmuil stoten. Gebeurt dit niet, dan kunnen de kaken, het
trekoog en het koppelingsmechanisme beschadigd worden.
WAARSCHUWING:
(zie Afbeelding 3)
De aanhangerkoppeling kan alleen goed vergrendeld worden als de koppelingsbout (2)
volledig in het gat in de nok van de onderste kaak (7) wordt gestoken en de trekker (3)
volledig in de kruisvormige uitsparing (6) in de behuizing is gestoken. Alleen dan wordt
de veiligheid van de koppeling gegarandeerd. Dit moet na elk koppelingsproces
gecontroleerd worden.
OPGELET:
(zie Afbeelding 4)
Bij de vrijgave van de koppelingen met een handbediende trekker, moet de
bedieningshendel of het pedaal 90° omhoog of omlaag worden gedraaid, afhankelijk van
BA_TASC_400044_KU25 EN_NL.docx
4