INSTALLATIE VAN DE KOPPELINGSPLAAT IN HET TREKHAAKFRAME:
(Zie Afbeelding 1 en 4)
>
Trek de grendelpennen (3) uit en verplaats ze tegelijkertijd naar binnen, tot ze in de binnenste stand
worden vastgezet. Dit zal de borgpennen (2) volledig in de koppelingsplaat (1) duwen.
>
Houd de koppelingsplaat vast bij de greep en steek het van bovenaf in de geleiderails van het
trekhaakframe.
>
Duw naar de gewenste hoogte in het trekhaakframe, trek de grendelpennen (3) uit en verplaats ze
tegelijkertijd naar buiten tot ze in de buitenste stand kunnen vergrendelen en laat ze dan los.
Tegelijkertijd bewegen de borgpennen (2) in de overeenkomstige gaten op het trekhaakframe.
>
De geleider van het binnenwerk mag niet voorbij de geleidesleuven van het frame steken.
>
Ter bescherming tegen overmatig vuil kan er een dubbele grendelpen (4) gebruikt worden in
plaats van de standaard grendelpen. Zo wordt ook het vrije vergrendelingsgat voor de grendelpen
gesloten. Tijdens de verplaatsing van de grendelpen moet tegelijkertijd de dubbele grendelpen
180° gedraaid worden. Afb. 4 toont aan de linkerkant de dubbele grendelpen vergrendeld aan de
buitenzijde en rechts de aan de binnenkant vergrendelde pen.
WAARSCHUWING:
Controleer na de montage of de borgpennen (2) bevestigd zijn in de gaten van de
geleiderails en de grendelpennen (3) in de buitenste posities in de koppelingsplaat (1).
Alleen dan is de vergrendeling correct! De koppeling mag alleen gebruikt worden in de
vergrendelde staat.
INSTALLATIE VAN FLENSKOPPELING OP DE KOPPELINGSPLAAT:
Flenskoppelingen worden met bouten bevestigd op de koppelingsplaat, met 4 schroeven DIN EN 24014,
DIN EN 24017 of ISO 4762. Voor het verkrijgen van het correcte aanhaalmoment moet een
momentsleutel gebruikt worden.
Flenskoppelingen met gatenpatronen volgens flensmaat -5 worden door middel van 4 schroeven M20
volgens ISO 4017 of ISO 4762 en 4 moeren M20 volgens ISO 4032 op de koppelingsplaat bevestigd.
Voor andere soorten of kwaliteit bouten moet contact worden opgenomen met uw gespecialiseerde
dealer.
Dit is om te garanderen dat de minimale grip van de gebruikte schroeven overeenkomt met 1,2 x de
nomimale diameters. Indien nodig moet de lengte van de schroef worden aangepast.
Bij flenzen -5 moet de lengte van de schroef zo geselecteerd worden dat de M20-moer volledig
gedragen wordt.
3. WERKING:
(zie Afb. 1)
WAARSCHUWING:
Bij de aan- en afkoppeling moeten de relevante veiligheidsvoorschriften in acht worden
genomen.
Er mogen geen personen tussen de voertuigen aanwezig zijn. De koppeling mag alleen
gebruikt worden in de vergrendelde staat.
Bij het aan- en afkoppelen moet de draagplaat zo horizontaal mogelijk worden geplaatst ten opzichte
van de betreffende koppeling.
BA_TASC_400009_KuP EN_NL.docx
5