Aantekening: De snelheid voor heffen/neerlaten
varieert met de buiging van de joystick, hoe minder de
joystick is gebogen, hoe lager de snelheid.
Rij- en remfuncties
1. Druk op de functietoets rijden/sturen. De knop
moet oplichten.
2. Houd de deblokkeertoets van de joystick
ingedrukt en duw de joystick langzaam naar voren
totdat de machine begint te bewegen; zet de
joystick daarna weer in de middelste stand. De
machine moet vooruit bewegen en dan stoppen.
3. Houd de deblokkeertoets van de joystick
ingedrukt en duw deze langzaam naar achteren
totdat de machine begint te bewegen; zet de
joystick daarna weer in de middelste stand. De
machine moet achteruit bewegen en dan stoppen.
Aantekening: De rijsnelheid varieert met de uitslag
van de joystick, hoe kleiner de uitslag van de joystick,
hoe lager de snelheid.
BELANGRIJK
De rem moet de machine kunnen tegenhouden op
elke helling die de machine kan klimmen.
Stuurfunctie
Links
1. Druk op de functietoets rijden/sturen. De knop
moet oplichten.
2. Houd de deblokkeertoets op de joystick ingedrukt
en druk op linkerkant van de
duimtuimelschakelaar voor de stuurfunctie en duw
de joystick langzaam naar voren; de machine
moet naar links sturen.
3. Houd de deblokkeertoets op de joystick ingedrukt
en druk op rechterkant van de
duimtuimelschakelaar voor de stuurfunctie en duw
de joystick langzaam naar voren; de machine
moet naar rechts sturen.
Gebruiksaanwijzing GTJZ0608E en 0808E
FUNCTIETEST VÓÓR HET GEBRUIK
Aantekening: De snelheid voor rijden/sturen varieert
met de buiging van de joystick, hoe minder de joystick
is gebogen, hoe lager de snelheid.
Keuzeknop voor hoge/lage rijsnelheid
Vooruit
Achteruit
1. Druk bij ingeklapte machine op de keuzeknop
2. Druk nogmaals op de knop; het indicatielampje
TESTEN VAN DE
RIJSNELHEID
Rechts
Een redelijke rijsnelheid is essentieel voor veilige
bediening van de machine. De rijfunctie moet snel en
soepel reageren op de bediening door de bedienaar.
De machine mag binnen het regelbare
snelheidsbereik niet schudden, schokken of
ongewone geluiden maken.
1. Trek de noodstopknoppen op de grond- en
2. Draai de sleutelschakelaar op de grondbediening
3. - SINOBOOM-systeem: Beweeg de
6-7
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR KANTELEN
Selecteer de modus voor lage
rijsnelheid als de machine helt.
Als het kantelalarm klinkt, stop dan
alle functionele handelingen,
behalve neerlaten en ga niet verder
met de werkzaamheden, tenzij de
factor die het kantelen veroorzaakt
is weggenomen.
rijden met hoge/lage rijsnelheid; de knop moet
oplichten en de machine moet rijden met lage
snelheid.
van de knop moet uit zijn en de machine moet
rijden op hoge snelheid.
platformbedieningen uit naar de stand AAN.
naar de stand platformbediening.
Testen lage snelheid:
deblokkeertoets voor de heffunctie op de
platformbediening omhoog, het indicatielampje
moet aan zijn.
- DTC-systeem: Druk op de deblokkeertoets voor
de heffunctie; de toets moet oplichten.
© mrt 2022