Er worden geen AF-kaders weergegeven en de camera stelt niet
scherp wanneer de sluiterknop half wordt indrukt.
•
Om de AF-kaders weer te geven en de camera goed te laten scherpstellen, probeert
u de gebieden met veel contrast in het centrum van de compositie te plaatsen
voordat u de ontspanknop half indrukt. Of probeer de ontspanknop meerdere malen
half in te drukken.
De onderwerpen in de opnamen zijn te donker.
•
Stel de flitsmodus in op [h]
(=
56).
•
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie
•
Pas het contrast aan met i-Contrast
(=
•
Gebruik AE lock of spotmeting
(=
49).
De onderwerpen zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
•
Stel de flitsmodus in op [!]
(=
33).
•
Pas de helderheid aan met behulp van belichtingscompensatie
•
Gebruik AE lock of spotmeting
(=
49).
•
Verminder de belichting van het onderwerp.
De opnamen zijn te donker, ondanks dat er is geflitst (=
•
Maak de opname binnen het bereik van de flits
•
Verhoog de ISO-waarde
(=
50).
De onderwerpen in geflitste foto's zijn te helder, de highlights
zijn vervaagd.
•
Maak de opname binnen het bereik van de flits
•
Stel de flitsmodus in op [!]
(=
33).
Er verschijnen witte stippen of andere beeldartefacts in
geflitste opnamen.
•
Dit komt doordat het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stof- of andere
deeltjes in de lucht.
Opnamen zien er korrelig uit.
•
Verlaag de ISO-waarde
(=
50).
•
Hoge ISO-waarden kunnen in sommige opnamemodi leiden tot korrelige beelden
(=
50).
(=
48).
50, 71).
(=
48).
2
8).
(=
114).
(=
114).
De onderwerpen hebben rode ogen (=
•
Zet [Lampinstelling] op [Aan]
(=
38) om het licht voor rode-ogenreductie
te activeren in geflitste foto's. Denk erom dat u geen opname kunt maken terwijl het
licht voor rode-ogenreductie brandt (dit is ongeveer 1 seconde), omdat het licht rode
ogen tegengaat. U krijgt de beste resultaten als uw onderwerpen naar het licht voor
rode-ogenreductie kijken. Probeer ook om de verlichting binnenshuis te verbeteren
of dichter bij het onderwerp te gaan.
•
Bewerk beelden met Rode-ogencorrectie
Het schrijven naar een geheugenkaart duurt te lang of het maken van
continu-opnamen gaat langzamer.
•
Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit
Instellingen voor opnamen of voor het menu FUNC. zijn niet beschikbaar.
•
Beschikbare instellingen variëren per opnamemodus. Zie "Beschikbare functies per
opnamemodus", "Menu FUNC." en "Opnametabbladmenu"
Films opnemen
De verstreken tijd wordt verkeerd weergegeven, of de opname
wordt onderbroken.
•
Formatteer de geheugenkaart via de camera of gebruik een geheugenkaart
die hogesnelheidsopnamen ondersteunt. Denk erom dat ook als de verstreken
tijd verkeerd wordt weergegeven, de lengte van de films op de geheugenkaart
overeenstemt met de werkelijke opnametijd
[
] verschijnt en de opname stopt automatisch.
De interne geheugenbuffer van de camera raakt vol omdat de camera niet snel genoeg
naar de geheugenkaart kan schrijven. Probeer een van de volgende maatregelen:
•
Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit
•
Verlaag de beeldkwaliteit
(=
37).
•
Gebruik een geheugenkaart die hogesnelheidsopnamen ondersteunt
Afspelen
Afspelen is niet mogelijk.
•
U kunt mogelijk geen beelden of films afspelen als u de bestandsnaam of
mapstructuur hebt gewijzigd via een computer. Raadpleeg "Softwarehandleiding"
(=
86) voor informatie over mapstructuur en bestandsnamen.
3
6).
(=
4)
(=
71).
(=
77).
(=
105–109).
(=
76, 114).
(=
77).
(=
114).
Vóór gebruik
Vóór gebruik
Basishandleiding
Basishandleiding
Handleiding voor
Handleiding voor
gevorderden
gevorderden
Basishandelingen
Basishandelingen
van de camera
van de camera
Auto-modus
Auto-modus
Andere
Andere
opnamemodi
opnamemodi
P-modus
P-modus
Afspeelmodus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Menu Instellingen
Accessoires
Accessoires
Bijlage
Bijlage
Index
Index
100