AANVULLENDE INFORMATIE
De diepte van de motor aanpassen
Zorg er bij het instellen van de diepte voor dat de
bovenkant van de motor minimaal 12"onder water staat
om roeren of roeren van oppervlaktewater te
voorkomen. De propeller moet volledig onder water
zijn.
a) Pak de composietas stevig vast en houd deze
stabiel.
b) Draai de stuurspanningsknop en de instelbare
dieptekraag los totdat de as vrij glijdt.
c) Breng de motor omhoog of omlaag tot de gewenste
diepte.
d) Draai de instelbare dieptekraag vast om de motor op
zijn plaats te houden.
WAARSCHUWING
De motorkop zal een knelpunt creëren als de stuurspanningsknop wordt losgemaakt
en de motorkop naar de bovenkant van de instelbare dieptekraag schuift. Pak de as
vast en voorkom dat deze helemaal naar beneden schuift om het knelpunt te
voorkomen. Pak de motor weg van het gebied dat in contact kan komen met een ander
gebied van de motor om letsel te voorkomen.
De besturing afstellen
Pas de stuurspanningsknop aan om voldoende
spanning te bieden om de motor vrij te laten draaien,
maar toch in een willekeurige positie te blijven zonder
te worden vastgehouden of draai de knop vast om de
motor in een vooraf ingestelde positie te plaatsen om
uw handen vrij te laten om te vissen.
Snelheid en richting regelen met de helmstok
Deze motoren zijn uitgerust met een telescopische
handgreep, die een keuze biedt uit vijf versnellingen
vooruit en drie achteruit. De snelheidsregeling kan in
beide richtingen worden bediend, vooruit of achteruit.
Draai de stuurknuppel linksom van (OFF) om de
snelheid achteruit te verhogen en met de klok mee van
(OFF) om de snelheid vooruit te verhogen.