DRAADSPANNING AANPASSEN
Nadat u een proeflapje hebt genaaid en de naairesultaten hebt gecontroleerd, past u zo nodig de draadspanningen
aan. Na het aanpassen van de draadspanningen moet u opnieuw een proeflapje naaien om de naairesultaten te
controleren.
Bovendraadspanning aanpassen
We adviseren een bovendraadspanning die hoger is
dan de standaardinstelling.
Uitvoerige aanwijzingen vindt u in de
bedieningshandleiding van de machine.
Onderdraadspanning aanpassen
Als u niet de gewenste resultaten behaalt nadat u de
bovendraadspanning hebt aangepast, kunt u de
onderdraadspanning aanpassen. U kunt de
onderdraadspanning aanpassen door te draaien aan de
sleufschroef (–) op het spoelhuis (grijs) voor het werken
met de spoel.
a
Draai niet aan de kruiskopschroef (+).
b
Aanpassen met een kleine schroevendraaier.
Als u de onderdraadspanning wilt verhogen, draait u de
sleufschroef (–) 30° tot 45° met de klok mee.
Als u de onderdraadspanning wilt verlagen, draait u de
sleufschroef (–) 30° tot 45° tegen de klok in.
Opmerking
• Wanneer u aan de schroef op het spoelhuis (grijs)
draait, kan de veerplaat omhoogkomen, zoals
hieronder weergegeven.
Als dit gebeurt, duwt u de veerplaat zachtjes naar
beneden met een schroevendraaier, zodat de plaat
lager is dan de bovenkant van het spoelhuis (grijs).
Vervolgens plaatst u het spoelhuis in de machine.
a
Veerplaat
VOORZICHTIG
• Draai NIET aan de kruiskopschroef (+) van het
spoelhuis (grijs). Hierdoor kan het spoelhuis
beschadigd raken, waardoor het onbruikbaar
wordt.
• Gebruik geen kracht als de sleufschroef (-) moeilijk
draait. Door de schroef te veel te draaien of te veel
kracht te zetten (in welke richting dan ook) kunt u
het spoelhuis beschadigen. Als het spoelhuis is
beschadigd, is de spanning mogelijk onjuist.
Opmerking
• Als de onderdraadspanning hoog is, kan de draad
niet door de spanningsveer worden geleid wanneer
u de spoel in het spoelhuis plaatst. (Zie "Wanneer u
geen spanning gebruikt voor de onderdraad" op
pagina 6.)
13