De effecten bewerken
Voor kanalen 1-4 kunt u "effectpatches" bewerken, en voor de kanalen van USB via SOUND PAD kunt u de speciale effecten voor elk kanaal
bewerken.
1 .
Tik op <EFFECTS>.
2 .
Voor kanalen 1–4: stel "PATCH" in op de effectpatch
die u wilt bewerken.
* Als de effectcategorie "CONSOLE" is, bewerkt dit het CONSOLE-
effect.
3 .
Tik op <
>.
Dit toont het bewerkingsscherm voor de effectpatch of het
EFFECT EDIT-scherm.
4 .
Tik op het pictogram van het effect dat u wilt
bewerken.
Het effect schakelt in/uit telkens u op het pictogram tikt.
Aan
Uit
* Gebruik "SW" om de effecten in/uit te
De parameters van het geselecteerde effect worden getoond.
schakelen.
5 .
Bewerk de waarde van de parameter.
6 .
Om de door u bewerkte effectpatch op te slaan,
volgt u de stappen om de patch te schrijven.
* Als u het CONSOLE-effect of de speciale effecten voor de kanalen
van USB naar SOUND PAD gebruikt, hoeft u de gegevens niet te
schrijven. Dat komt omdat de instellingen die u bewerkt, worden
opgeslagen zoals ze zijn.
Tik op het startscherm op een pictogram dat overeenkomt met
kanaal 1 via BLUETOOTH om het venster te openen.
Tik op <
> om het effectbewerkingsscherm weer te geven.
De aansluitvolgorde voor effecten bewerken
Bij het bewerken van een effectpatch die tot de effectcategorie
"GUITAR" behoort, kunt u de volgorde bewerken waarin de
effecten zijn aangesloten.
1 .
Raak het pictogram aan van het effect waarvan u de
positie wilt wijzigen en sleep het naar de gewenste
plaats in de effectketen.
Dit voorbeeld laat zien hoe u het X-OD-effect tussen PDL en
FX1 plaatst.
2 .
Wanneer het "+"-pictogram verschijnt, laat u de
vinger los die u gebruikt om het pictogram te slepen.
Dit plaatst X-OD tussen PDL en FX1.
De kanalen configureren
17