13. SYSTEEMCONFIGURATIE
13.1 Optionele functies
WAARSCHUWING:
De DIP-schakelaars die zijn bevestigd op de printplaat van de
Ecopower van het luchtgordijn (zie afb. 16) bieden de volgende
optionele functies, zoals hieronder beschreven:
Vergrendeling ventilatorverwarming
Doordraaien van ventilator uitschakelen
Thermostaat-master (voor master/slave-installaties)
Weersafhankelijke regeling (zomer/winter)
Deurschakelaar:
Eigenschap
Vergrendeling verwarming
ventilator
Hiermee kan de ventilatorsnelheid de
warmteafgifte van elektrisch
verwarmde units regelen.
Wanneer een lage of gemiddelde
ventilatorsnelheid wordt gekozen,
resulteert dat in een lagere
warmteafgifte. Hoge verwarming
werkt alleen bij hoge
ventilatorsnelheid.
Doordraaien van ventilator
uitschakelen
De 2 minuten doordraaitijd van de
ventilator na uitschakeling kan
worden in- of uitgeschakeld voor
elektrisch verwarmde luchtgordijnen.
Thermostaat master
Voor master/slave-installaties. Alleen
de luchtsensor in het master-
luchtgordijn wordt gebruikt voor het
meten van de luchttemperatuur
Zet DIP-schakelaar 3 in het
luchtgordijn dat wordt gebruikt als de
master-unit op ON.
Weersafhankelijke regeling of
deurschakelaar
Eenvoudig Weersafhankelijke
regeling voor energiebesparing.
of
Deurschakelaar.
OPMERKING:
T9901098-3-1 NL (v9)
isoleer het luchtgordijn en koppel de stroomtoevoer los voordat u wijzigingen aanbrengt.
DIP-
instelling
DIP 1
ON
1
DIP 2
ON
1
DIP 3
ON
1
DIP 4
ON
1
De zwarte rechthoek is de beweegbare kop van de DIP-schakelaar.
Standaard
OP
De warmteafgifte
wordt geregeld
door de
2
3
4
ventilatorsnelheid.
AF
Ventilator draait
op gemiddelde
2
3
4
snelheid
ingeschakeld.
AF
Luchtgordijnen in
master/slave-
systemen werken
2
3
4
allemaal
onafhankelijk van
elkaar.
AF
Weersafh.
regeling IN1
OP
2
3
4
Deurschakelaar
IN1
Afb. 16
Opmerkingen
Deze functie wordt alleen
gebruikt voor elektrisch
verwarmde luchtgordijnen om
zeer hoge luchttemperaturen te
beperken.
Stel DIP1 in op OFF als de unit
waterverwarmd of ambient is.
Mag alleen worden gebruikt voor
waterverwarmde en ambient-
luchtgordijnen. De DIP2 van alle
luchtgordijnen moet zijn
ingesteld op ON om doordraaien
van de ventilator uit te
schakelen.
Aanzuigsensoren in alle slave-
luchtgordijnen worden
genegeerd.
Voorkomt dat sommige units
koude en sommige units warme
lucht blazen in master/slave-
systemen voor grotere
deuropeningen.
Zie paragraaf 11.1
Afstandsbedieningcontacten IN0
en IN1 voor meer informatie
Besturing weercompensatie is
hetzelfde als de besturing
zomer/winter
Pagina | 13