Inbedrijfname
vervolg
Parameter instellen
Stel in parameter 1. setpoint het schakelpunt in, waarbij de spuiklep moet openen. De spuiklep sluit
n
weer na afnemen van de geleidbaarheid en onderschrijden van de vast ingestelde hysterese.
Stel in parameter 2. Grenswaarde MAX het schakelpunt in, waarbij een alarmmelding moet worden
n
gegeven of een omschakelventiel moet worden aangestuurd.
Meetwaarde corrigeren (aangesloten geleidbaarheidselektrode LRG 16-9 met Pt 100)
Schakel in parameter 4. PT 100 op ON.
n
Na het bereiken van de bedrijfstemperatuur meet u in een watermonster bij 25°C) de elektrische
n
geleidbaarheid. Stel in parameter 4.1 TK stapsgewijs een temperatuurcoëfficiënt in tot de aangewe-
zen momentele waarde overeenkomt met de vergelijkingsmeetwaarde.
Tijdens bedrijf kan de weergegeven geleidbaarheid afwijken van de vergelijkingsmeetwaarde, bijv.
n
vanwege vervuiling. Verander dan in parameter 3. Correctie meetwaarde stapsgewijs de correctie-
waarde tot de getoonde momentele waarde overeenkomt met de meetwaarde voor het water.
Meetwaarde corrigeren (aangesloten geleidbaarheidselektrode serie ERL, LRG zonder Pt 100)
Schakel in parameter 4. PT 100 op OFF.
n
Na het bereiken van de bedrijfstemperatuur meet u in een watermonster bij 25°C) de elektrische
n
geleidbaarheid. Stel in parameter 3. Correctie meetwaarde stapsgewijs een correctiewaarde in tot
de getoonde momentele waarde overeenkomt met de meetwaarde voor het water. Daardoor wordt
het geleidbaarheidsmeetsysteem aangepast op de inbouwomstandigheden.
Overige parameters instellen
De elektrische geleidbaarheid wordt in µS/cm gemeten. In bepaalde landen wordt als maateen-
n
heid echter ook ppm (parts per million) gebruikt. Omrekening 1 μS/cm = 0,5 ppm. In parameter
5. Eenheid wordt de gewenste dimensie ingesteld. Deze geldt dan voor alle geleidbaarheidsmeet-
en -instelwaarden. Bij de instelling ppm moet u de eenheid op de behuizing veranderen met een
watervaste stift.
In parameter 6. Normering stroomuitgang stelt u de eindwaarde (20 mA) op 10, 200, 500, 1000,
n
6000, 9999 μS/cm of 5, 100, 250, 500, 3000, 5000 ppm in.
Om het vastlopen van de spuiklep te voorkomen, stelt u in parameter 7. Spoelinterval het tijds-
n
afhankelijk openen en sluiten van de spuiklep in. Tijden tussen 1 uur tot 24 uur kunnen worden
ingesteld in stappen van 1 uur. In de instelling OFF wordt de spuiklep niet aangestuurd.
Het spoelinterval wordt afhankelijk van het uit- en inschakelen van de geleidbaarheidsschakelaar
opnieuw gestart.
Bij actief spoelinterval stelt u in parameter 7.1 Spoeltijd in, hoe lang de spuiklep wordt aangestuurd.
n
Tijden tussen 1 minuut tot 6 minuten kunnen worden ingesteld in stappen van 1 minuut.
Wanneer u de instelling van de parameters wilt onderbreken, drukt u op de P-toets. Het apparaat
n
schakelt terug naar het begin van het menu.
Sla de gewijzigde waarde of instellingen op door indrukken van de E-toets. Gedurende 1 seconde
n
verschijnt SAVE op het display. Aansluitend wordt weer naar het begin van het menu teruggescha-
keld.
Druk op de P-toets om weer naar normaal bedrijf (momentele waarde weergave) om te schakelen.
n
Of kies met de toetsen een andere parameter.
vervolg
17