Bewerken: effecten
Bewerken: effecten
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de effecten rangschikt, hoe u afzonderlijke effecten bewerkt, hoe u ze na het bewerken in
het geheugen opslaat, enzovoort.
Basisprocedure voor het bewerken van effecten
Effectketenscherm
Het effectscherm toont alle effecten die door het geselecteerde geheugen worden gebruikt, evenals de uitvoer, de send/return-
opstelling (effectketen) enzovoort. Selecteer in de effectketen het pictogram van het effect dat u wilt bewerken om het te
bewerken.
1.
Tik op <EFFECTS> in de linkerbovenhoek van het scherm.
Het effectketenscherm wordt weergegeven.
U kan dit scherm ook openen door op het bovenpaneel op de [EFFECTS]-knop te drukken.
2.
Tik op het pictogram van het effect dat u wilt bewerken.
Het effect schakelt in/uit telkens u het pictogram aanraakt.
U kan het effect ook in-/uitschakelen door op de [SELECT]-regelaar te drukken.
3.
Sleep de respectieve parameters onderaan het scherm naar links of rechts om hun waarden te wijzigen.
Gebruik de PAGE [÷] [ø]-knoppen om te schakelen tussen de parameters die u wilt bewerken. De huidige pagina wordt
aangegeven in het midden onderaan het scherm.
24
Aan
Uit