- Eventuele lokale voorschriften zoals bouw- en
brandvoorschriften.
Bij de installatie en inbedrijfname van de hydraulische module
moeten de besluiten, richtlijnen, technische reglementen,
normen en voorschriften nauwkeurig gerespecteerd worden in
hun huidige versie.
- NEN 1010 (veiligheidsbepalingen voor
laagspanningsinstallaties).
- Eventuele lokale voorschriften zoals bouw- en
brandvoorschriften.
INSTALLATIE
4
Installatie van het hybride systeem
4.1
Aanbevelingen voor installatie
4.1.1
Ontwerp van het verwarmingssysteem
Verwarmingselementen kunnen zowel op lage temperatuur
(vloerverwarming, lage temperatuurradiatoren) als op hoge
temperatuur (radiatoren...) werken.
Wij raden u aan een voldoende groot debiet te
b
voorzien zodat het temperatuursverschil tussen
de aanvoer en retour gelijk zou zijn aan 7 K voor
vloerverwarming en 15 K voor radiatoren.
Zorg ervoor dat het waterdebiet van het
b
verwarmingscircuit groter is dan 900 l/h.
De installatie van de leidingen moet worden voltooid met
inachtneming van alle noodzakelijke voorschriften voor het
vermijden van luchtzakken en voor een juiste ontluchting van de
installatie. Aftapkranen moeten op elk hoog punt van de leidin-
gen en op alle radiatoren aangebracht worden.
b
Laat altijd een radiator open.
Het totale watervolume dat zich in het verwarminssysteem
kan bevinden is afhankelijk van, onder andere, de statische
lading en de temperatuur van het expansievat van het
verwarmingssysteem. Het is aanbevolen een afvoerkraan te
voorzien op het laagste punt van de installatie.
Als u thermostaat kranen gebruikt, is het belangrijk dat niet
alle radiatoren met deze kranen worden uitgerust. Plaats deze
kranen in ruimtes waar veel verwarming nodig is en nooit in
ruimtes waar kamerthermostaten geïnstalleerd zijn.
- Als het een oude installatie betreft, is het noodzakelijk de
radiatoren schoon te spoelen voordat u het nieuwe systeem
installeert.
0020096318_01 - 12/10 - AWB
- Indien een systeemcomponent niet onmiddellijk op zijn plaats
wordt gezet, bescherm dan de verschillende aansluitingen
zodat er geen vuil in kan komen.
• Installeer de volgende onderdelen op de retourleiding van
het verwarmingcircuit:
- een verwarmingsfilter,
- een kogelkraan,
- een luchtafscheider (indien nodig),
- een vuilafscheider (indien nodig).
• In het geval van een vloerverwarming, dient u een
oververhittingsbeveiliging met handmatige terugstelling
(55°C) in de aanvoer leiding van het verwarmingscircuit aan
te brengen (zie hoofdstuk "Beschrijving van het systeem").
4.1.2
Ontwerp van het warmtepompsysteem
De installatie van de leidingen moet worden voltooid met
inachtneming van alle noodzakelijke voorschriften voor het
vermijden van luchtzakken en voor een juiste ontluchting van de
installatie.
Zorg ervoor dat het waterdebiet van het
b
watercircuit overeenkomt met het nominale
waterdebiet van het apparaat.
• Installeer de volgende onderdelen op de retour van de
hydraulische module naar de warmtepomp:
- een filter,
- een kogelkraan aan elke kant van de filter,
• Installeer een kogelkraan op de aanvoer van de
warmtepomp.
Gebruik flexibele leidingen van minimaal 1 meter
i
tussen de warmtepomp en de hydraulische module
om resonantie te voorkomen.
Isoleer het geheel van de leidingen met behulp
b
van een isolatiemateriaal dat bestand is tegen
UV en extreem hoge temperaturen.
4.2
Montage
Plaatst de regelkast vlakbij de hydraulische module
i
teneinde de inzet van het systeem in dienst te
vergemakkelijken.
• Installeer de volgende systeemcomponenten met behulp van
de bijgeleverde installatiehandleiding:
- de warmtepomp,
- de hydraulische module,
- de verwarmingsketel,
- de regelkast,
- de kamerthermostaat/thermostaten,
- de buitenvoeler.
INSTALLATIE
- 15 -