Aandachtspunten bij de montage
Dit toestel dient te worden gemonteerd op een locatie die niet wordt blootgesteld aan extreme temperaturen of
omstandigheden. Het temperatuurbereik voor dit toestel wordt vermeld in de productspecificaties
pagina 8). Langdurige blootstelling aan temperaturen boven het opgegeven temperatuurbereik, in opslag-
of gebruiksomstandigheden, kan tot storingen in het toestel leiden. Schade door extreme temperaturen en
gerelateerde gevolgen vallen niet onder de garantie.
• U moet het toestel monteren op een locatie waar het niet zal worden ondergedompeld.
• U moet het toestel monteren op een locatie met voldoende ventilatie, zodat het geen warmte vasthoudt.
• U moet het toestel op een afstand van ten minste 2,54 cm (1 in.) van kabels en andere mogelijke
storingsbronnen monteren.
• U moet een locatie kiezen waar ruimte beschikbaar is voor het geleiden en aansluiten van alle kabels.
• Indien nodig kunt u dit toestel bevestigen op een optionele montagebeugel met een Garmin BlueNet 30
gateway en een Garmin BlueNet 20 switch. Neem contact op met uw plaatselijke Garmin dealer of ga naar
buy.garmin.com
om deze beugel aan te schaffen.
Het toestel bevestigen
Als u het toestel op glasvezel monteert, gebruik bij het boren van de gaten een kleine verzinkboor om alleen in
de bovenste gellaag een kleine verdieping aan te brengen. U voorkomt hiermee dat er scheuren in de gellaag
ontstaan als de schroeven worden aangedraaid.
Voordat u het toestel bevestigt, moet u een bevestigingslocatie selecteren en het montagemateriaal kiezen dat
geschikt is voor het oppervlak.
OPMERKING: Het bij het toestel geleverde bevestigingsmateriaal is mogelijk niet geschikt voor het
montageoppervlak.
1 Plaats het toestel op de gewenste montagelocatie en markeer de locatie van de montagegaten.
2 Gebruik een geschikte boor voor het oppervlak en de montagematerialen en boor een voorboorgat voor een
hoek van het toestel.
3 Bevestig deze hoek van het toestel losjes aan het oppervlak en controleer de andere drie markeringen van de
voorboorgaten.
4 Markeer nieuwe voorboorgaten indien nodig.
5 Verwijder het toestel van het montageoppervlak.
6 Boor de voorboorgaten voor de andere drie markeringen.
7 Bevestig het toestel aan het montageoppervlak.
Aandachtspunten bij de aansluiting
Houd rekening met deze aandachtspunten wanneer u de Garmin BlueNet 30 gateway op een voedingsbron en
op andere Garmin toestellen aansluit.
Er kan slechts één Garmin BlueNet 30 gateway worden geïnstalleerd in een gemengd netwerk. Als u probeert
meer dan één gateway in een netwerk te installeren, leidt dit tot slechte prestaties of geen communicatie tussen
toestellen.
U moet de Garmin BlueNet 30 gateway aansluiten op de stroomvoorziening via de startschakelaar of een
andere fysieke schakelaar. Het toestel blijft stroom gebruiken wanneer het systeem is uitgeschakeld en de
batterij raakt leeg als het toestel rechtstreeks is aangesloten.
2
LET OP
LET OP
LET OP
(Specificaties,