Instrument aanzetten
Hoogtemeter
Daardoor start een automatische zelftest van het instrument op. Alle
elementen van het display lichten gedurende korte tijd op.
Na enkele seconden is het instrument gereed voor gebruik; met alle
instrumentinstellingen als bij het laatste gebruik.
"De balk" aan de onderzijde van het display geeft de conditie van de
batterijen aan.
Het instrument is uitgerust met twee hoogteaanduidingen
waartussen met de
: Hoogte boven de zeespiegel
Met behulp van de
veranderd of aangepast aan de werkelijke hoogte ten opzichte van
zeeniveau. Om deze procedure van bijstellen te vermijden kunnen in
het apparaat 5 verschillende hoogtes van de meest gebruikte punten
worden opgeslagen. Dit kan worden gedaan in instel-modus 13. Om
deze ingestelde hoogten op te roepen dient de
seconden lang ingedrukt te worden. In het snelheidsdisplay
verschijnt nu H1 en de van tevoren ingestelde hoogte. Door het
indrukken van de
verschillende hoogten worden uitgekozen en met de
hoogte A1 worden overgenomen. Deze waarde voor A1 wordt dan
ook weer als uitgangspunt gebruikt wanneer het apparaat tussentijds
uitgeschakeld is geweest. Wanneer men geen van de 5 opgeslagen
hoogten wenst te gebruiken kan de selectie verlaten worden door op
de
-toets te drukken. Het is aanbevolen voor H1 de starthoogte
op te slaan waarvandaan het meest gevlogen wordt.
: Referentiehoogte - kan door het ingedrukt houden van de
toets op 0 gezet worden. Bij het omschakelen naar
gedurende 5 seconden de vluchtduur, daarna weer de kloktijd. Met
de
-toetsen kan de hoogte
nogmaals op de
-toets te drukken (SF = Speciale Functie)
verschijnt:
-toets gekozen kan worden.
-toetsen kan de hoogte
-toetsen kan nu een van de maximaal 5
of
en
of
worden
-toets ongeveer 3
-toets als
verschijnt
veranderd worden. Door
-
2