2. De scherpstelmodus
instellen
Zet de scherpstelmodusschakelaar op AF als u
wilt fotograferen in de autofocus (AF) modus.
Als u de modus handmatig scherpstellen
(MF) wilt gebruiken, zet u de
scherpstelmodusschakelaar op MF. U
kunt vervolgens scherpstellen door aan de
scherpstelring te draaien.
De scherpstelring werkt altijd, ongeacht de
scherpstelmodus.
Na automatische scherpstelling in de ONE SHOT
AF-modus, kunt u handmatig scherpstellen door de
ontspanknop half in te drukken en de scherpstelring
te verdraaien. (Continue handmatige scherpstelling)
3. Zoomen
Om te zoomen, draait u aan de zoomring.
Ook verandert de minimale scherpstelafstand
van het objectief afhankelijk van de
brandpuntsafstand.
Brandpuntsafstand
(mm)
scherpstelafstand (m)
11
16
24
●
Zorg dat u klaar bent met zoomen voordat u met
scherpstellen begint. Zoomen na het scherpstellen
kan van invloed zijn op de scherpstelling.
Inzoomen laat de frontlensmontage verlengen langs
●
de optische as van het objectief. Dit vergroot het
gewicht van de objectiefmontage, dus het omhoog
of omlaag wijzen tijdens het inzoomen kan het
draaipunt in de zoomring vergroten of verkleinen.
Min.
Vergroting (×)
0,32
0,06
0,29
0,10
0,28
0,16
NLD-6