➔ Als de brander na het herhaaldelijke inschakelen
van de branderautomaat niet ontsteekt: de gehe-
le installatie controleren.
➔ Na het ontsteken de gas- en luchtzijdige
drukaanduiding op de brander en de vlam
observeren en de ionisatiestroom meten!
Uitschakeldrempel – zie bedieningshandleiding
branderautomaat.
1 Installatie inschakelen.
2 Kogelkraan openen.
3 Brander via de branderautomaat ontsteken.
4 Brander instellen.
➔ Ionisatiestroom door verandering van de hoe-
veelheid lucht instellen.
➔ De ionisatiestroom moet minimaal 5 µA bedra-
gen en mag niet schommelen.
opgeLeT
Ontploffingsgevaar bij CO-vorming in de oven-
ruimte!
Door een ongecontroleerde verandering van de
instelling op de brander kan de gas-lucht-verhou-
ding ongecontroleerd veranderen waardoor er
onzekere bedrijfstoestanden kunnen ontstaan. CO
is reukloos en giftig!
5 Drukregelaars voor gas- en luchtvoordruk op
maximaal mogelijke waarden instellen, waarbij
de gas- en luchtvoordruk even hoog moeten zijn.
p
p
Gas
0
6
➔ Gas- en luchtdruk: doorstroomkarakteristieken –
zie www.docuthek.com.
ZMI
➔ Inlaatdruk:
gas: tot 80 mbar (tot 32 "WC),
lucht: tot 120 mbar (tot 47 "WC).
ZMIC
➔ Inlaatdruk:
gas: tot 80 mbar (tot 32 "WC),
lucht: tot 120 mbar (tot 47 "WC).
8 ondeRhoud
➔ Aanbevolen wordt, de goede werking 1 x per jaar
te controleren.
gevaaR
Levensgevaar door elektrische schok! Alvo-
rens aan stroomvoerende onderdelen te werken
de elektrische bedrading spanningsvrij maken.
verbrandingsgevaar! Uitgebouwde branderon-
derdelen kunnen door uitstromende rookgassen
heet zijn.
ontploffings- en vergiftigingsgevaar bij
branderinstelling met luchtgebrek! Gas- en
luchttoevoer zo instellen dat de brander altijd met
De branderdruk
Air
voor gas en lucht
op de instelkranen
0
voor de ZMI of
ZMIC instellen.
luchtovermaat wordt gebruikt – anders CO-vor-
ming in de ovenruimte! CO is reukloos en giftig!
Rookgasanalyse uitvoeren.
1 Ionisatie- en ontstekingskabel controleren!
2 Ionisatiestroom meten.
➔ De ionisatiestroom moet minimaal 5 µA bedra-
gen en mag niet schommelen.
3 Installatie spanningsvrij maken.
4 Gas- en luchttoevoer afsluiten – instellingen van
de restrictie-elementen niet veranderen.
5 Pijpstukken op vervuiling controleren.
elektrode vervangen
6
➔ Erop letten, dat de lengte van de elektrode
onveranderd blijft.
2
1
1
Bougie
2
Spanstift
3
Isolatoren
4
Branderkop
5
Tap van de elektrode
9 Verontreiniging van de elektrode en isolatoren
verwijderen.
10 Wanneer de tap van de elektrode of de
isolatoren beschadigd zijn, de elektrode
vervangen.
➔ Voor het vervangen van de elektrode de totale
lengte L meten.
11 De nieuwe elektrode met de spanstift met de
bougie verbinden.
12 Bougie en elektrode op de gemeten totale lengte
L instellen.
13 De elektrode weer in het branderhuis vastschroe-
ven.
14 De afstand L2 controleren:
ZMI
Brander
L2
ZMI 16B
25 mm
ZMI 16D
21 mm
ZMI 16G
25 mm
NL-5
ZMI 25
ZMI 16
ZMIC 28
7
8
3
L
Brander
ZMI 25B
ZMI 25D
ZMI 25G
5
4
L2
L2
35 mm
20 mm
35 mm