4.9 Veiligheidsuitrusting
Wiel- en motorbescherming
Elk wiel is uitgerust met een beschermend spatbord, om onbedoeld contact met bewegende delen te
voorkomen en om te beschermen tegen het gooien van kleine voorwerpen. Beide spatborden zijn
bevestigd, d.w.z. gemonteerd met schroeven en kunnen niet worden gedemonteerd, behalve na
opzettelijke actie met geschikt gereedschap. De elektromotor is ook beschermd tegen onbedoeld
contact, omdat deze ook is uitgerust met vaste beveiligingen.
Kickscooter Acceleratie
De acceleratieregeling voor de vertaling van de kickscooter is een "gehandhaafde actie", wat betekent
dat de kickscooter alleen op de grond rijdt zolang de bestuurder zijn duim op de bedieningsknop
houdt. Een ander aspect dat inherent is aan vertaling is het gedrag van de elektromotor: het kan pas
beginnen nadat de bestuurder met zijn been een bepaalde snelheid aan de kickscooter heeft
gegeven. Cruise Control-functionaliteit wordt beschreven in paragraaf 4.6 van deze handleiding.
Veiligheidsvoorziening voor opladen
Wanneer de stekker van de acculader is aangesloten op de kickscooter, kan de motor niet draaien.
De hendel aan de rechterkant van het stuur regelt de rijsnelheid: om de motor te versnellen en de
snelheid te verhogen, drukt u gewoon op de hendel, om de snelheid te verlagen, laat u de hendel los.
Vergeet niet dat de kickscooter alleen kan beginnen na een paar meter duwen met het been en het
bereiken van een snelheid van 3 km / h.
4.10 Gebruiksomstandigheden en verwachte omgevingen
4.10.1 Beoogd gebruik
De kickscooter is ontworpen en gebouwd om buiten te worden gereden, op geasfalteerde of
gecementeerde oppervlakken, in privéruimtes en binnenplaatsen, of het kan worden gebruikt in
bebouwde gebieden volgens de huidige verkeersregels. De kickscooter wordt door de huidige
wetgeving beschouwd als een "apparaat voor elektrische micromobiliteit" en is als zodanig
onderworpen aan beperkingen van het gebruik voor doorvoer op wegen die open zijn voor het
publiek. In het geval van doorvoer in voetgangersgebieden waar de doorgang van scooters is
toegestaan, moet de bestuurder elk gedrag vermijden dat de normale doorvoer van andere
voetgangers belemmert, bovendien moet hij met een lagere snelheid doorgaan (bijvoorbeeld in
sommige landen niet meer dan 6 km / h), hij moet bijzondere aandacht besteden aan de kinderen. De
bestuurder moet een regelmatige koers aanhouden, in relatie tot de verkeerscontext en moet
abrupte manoeuvres en stunts vermijden.
19
This document is intended for internal use only. Sharing is allowed only using authorized tools.
Controleer altijd de lokale regels en verkeersregels met betrekking tot het rijden van de scooter na
zonsondergang en in omstandigheden van verminderd zicht. Elke verandering in de bouwtoestand kan
het gedrag, de veiligheid en de stabiliteit van de kickscooter in gevaar brengen en kan leiden tot een
ongeval. Andere soorten gebruik, of de uitbreiding van het gebruik buiten het beoogde, komen niet
overeen met de door de fabrikant toegewezen bestemming en kunnen daarom geen enkele
verantwoordelijkheid aanvaarden voor eventuele daaruit voortvloeiende schade.
WARNING
De kickscooter is niet geschikt voor gebruik op onverharde en oneffen oppervlakken of op
hellingen die groter zijn dan het maximaal verwachte bergop en bergaf (zie punt 4.10.2).
4.10.2 Gebruiksomgeving
De gebruiksomgeving moet een massieve vloer hebben, eventueel in betonasfalt of een andere
gladde vloer, maximale stijging 15 °, maximale afdaling 10 °, maximale trede 1,5 cm, maximale goot 3
cm, vrij van ruwheid, gaten of depressies, vrij van obstakels en olievlekken. Bovendien moet de plaats
van gebruik worden verlicht door de zon of door kunstlicht, op een manier die het juiste zicht op het
pad en de bedieningselementen van de scooter garandeert (aanbevolen van 300 tot 500 lux).
WARNING
De kickscooter mag NIET worden gebruikt:
• op buitenstedelijke openbare wegen (raadpleeg altijd de verkeersregels van uw land voor details
en uitzonderingen);
• op trottoirs of gebieden/wegen die in het algemeen niet zijn toegestaan;
• in gebieden met brand- of explosiegevaar;
• in omgevingen met een corrosieve en/of chemisch actieve atmosfeer;
• in slecht verlichte omgevingen;
• op land met een helling groter dan verwacht;
• op oneffen of onverhard terrein;
• op bodems met olievlekken of andere materialen die kunnen leiden tot mogelijk verlies van
hechting;
• over plassen water dieper dan 2 cm;
• op paden waar sloten dieper dan 3 cm liggen;
• op paden met treden hoger dan 1,5 cm;
• op trappen en in liften.
Gebruiks- en veiligheidsmaatregelen
Verboden gebruiksomgevingen
20