Aansluiting op de centrale verwarming
Voor de ingebruikname moet het
warmteverdeelsysteem worden gespoeld om
eventuele verontreinigingen (bijv. schilfers)
uit het verwarmingscircuit te verwijderen.
Er bestaat de mogelijkheid om met een
geribde pijpwarmtewisselaar (speciale
toebehoren) nog een warmtegenerator
(bijv. thermische zonne-energie-installatie)
systeemgescheiden aan te sluiten.
LET OP
!
De voor- en terugloop mogen niet
worden geblokkeerd aangezien het
in het register aanwezige water
niet kan uitzetten en daardoor
een gevaar op schade voor de
warmtewisselaar ontstaat!
AANWIJZING
Het installeren mag alleen door
geautoriseerd vakpersoneel worden
uitgevoerd.
Bufferreservoir met
elektrische hulpverwarmingen
(dompelverwarmingselement)
Elektrische hulpverwarmingen
(dompelverwarmingselement)
moeten met zijn voorzien van een
veiligheidstemperatuurbegrenzer, die bij
een temperatuur van max. 110 °C de
overige verwarming van het apparaat
uitschakelt. Daarom moet de keuze van
de aansluitcomponenten (aansluitbuizen,
circulatie, veiligheidsklepcombinatie
enz.) dusdanig worden gemaakt dat de
aansluitcomponenten bij een eventuele
storing van de temperatuurregelaar de
temperaturen van 110 °C in stand houden
en eventuele schadelijke gevolgen worden
vermeden.
Gebruik voor het inbouwen van
■
een elektrische hulpverwarming
(dompelverwarmingselement)
de 1 1/2"-mof. (zie hoofdstuk:
Aansluitvoorbeelden). Bij de MPS 1000
kan naar keuze een vaste brandstofketel
of in plaats daarvan een of twee
dompelverwarmingselementen worden
ingebouwd.
Let op dat de elektrische hulpverwarming
■
niet als permanente verwarming mag
worden gebruikt.
Let op dat eerst met een buisstuk of
■
soortgelijk de instromingsrem moet
worden teruggebogen.
Ontlucht in elk geval het bufferreservoir.
■
9