Nederlands
De kabels van de temperatuursensoren mogen niet worden geplaatst in de buurt van
elektrische leidingen of bronnen die elektromagnetisch interfereren.
Voor de laagspanningslijnen dient de minimale afstand van 50 mm volgens de EN 1434-6
norm te worden nageleefd.
3.3.1 M
ONTAGE IN EEN KOGELAFSLUITER MET ADAPTER
(de set schroeven is in een aparte zak bijgeleverd)
Gebruik de kogelafsluiters voor het monteren van de temperatuursensoren met een M10 x 1
draad.
Montage (zie fig. IV)
1. De kogelafsluiter sluiten.
2. De sluitschroef van de kogelafsluiter losdraaien.
3. De bij de set schroeven geleverde O-ring voor de afdichting plaatsen op de
bevestigingsstaaf die als klemhouder dient.
4. De O-ring met de klemhouder in de boring van de kogelafsluiter voor de
temperatuursensor voeren (aan de klemhouder draaien).
5. De O-ring definitief positioneren met het andere uiteinde van de klemhouder.
6. Bevestigingsschroef (plastic)
6.1 De sensor op een van de twee halve stelschulpen plaatsen en ervoor zorgen dat de
groeven van de sensor samenvallen met die van de halve moer. Vervolgens de tweede
helft van de M10 moer op de eerste plaatsen.
7. Bevestigingsschroef (messing)
7.1 De bevestigingsschroef op de temperatuursensor duwen.
7.2 De sensor in de bevestigingsstaaf duwen tot aan de aanslag en de
bevestigingsschroeven met de spanstift bevestigen.
7.3 De spanstift helemaal induwen. De bevestigingsstaaf van de temperatuursensor
afhalen.
8. De temperatuursensor met de M10-verbinding in de kogelafsluiter voeren en de
schroeven handmatig vastdraaien (2-3Nm).
3.3.2 M
ONTAGE IN EEN DOMPELBUIS
MID-warmtemeters of temperatuursensoren bij nominale diameters DN20 of kleiner dienen
alleen direct in onderdompeling te worden geïnstalleerd zonder dompelbuis.
Hierdoor kan er een symmetrische meetopstelling worden verkregen met een meting voor de
hoogste precisie.
8 | SHARKY 774 COMPACT
01/2016