e_kb475.book Page 113 Wednesday, January 21, 2009 9:19 AM
5
Druk op de knop 4.
De instelling wordt opgeslagen.
6
Druk op de knop 3.
De camera gaat terug naar de opnamestand.
• Wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, wordt het
licht gemeten en wordt de belichting bepaald.
• Wanneer het onderwerp zich buiten het AF-veld bevindt en u spotmeting
wilt gebruiken, richt u de camera op het onderwerp en drukt u de
ontspanknop tot halverwege in om de belichting vast te zetten.
Bepaal de beelduitsnede opnieuw en druk de ontspanknop helemaal in.
• Of de automatische belichting wordt aangepast, is afhankelijk van de
geselecteerde opnamestand. Zie "Beschikbare functies voor elke
opnamefunctie" (p.232) voor details.
• Als u de instelling van de functie [Autom. belicht.] vaak wijzigt, kunt
u tijd besparen door deze functie toe te wijzen aan de knop
Snelinstelling (p.120).
De instelling van de automatische belichting opslaan 1p.126
Gevoeligheid instellen
U kunt de gevoeligheid selecteren op basis van het omgevingslicht.
De gevoeligheid wordt automatisch aangepast door de camera.
Auto
(Gevoeligheid 64 - 800)
64
Bij een lagere gevoeligheid wordt de opname scherper met minder
100
ruis. Bij weinig licht wordt de sluitertijd langer.
200
400
800
1600
Bij een hogere gevoeligheid is er een relatief korte sluitertijd bij slechte
lichtomstandigheden, zodat bewegingen van de camera slechts een
3200
beperkte invloed op de opnamekwaliteit hebben. Opnamen kunnen
6400
echter wel ruis (vlekken) bevatten.
1
Druk in de stand A op de knop 3.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
3
113