Fietsen monteren/demonteren
WAARSCHUWING
De fietsendrager voor de aanhanginrichting is uitsluitend
geschikt voor het transporteren van fietsen.
Er mogen alleen fietsen met een gewicht van elk max. 30 kg op
de fietsendrager worden getransporteerd.
Daarbij mogen de maximaal toegestane draaglast van de
fietsendrager, de steunlast van de aanhanginrichting alsmede
het toegestane totale gewicht en de maximaal toegestane aslast
van het voertuig (zie gebruikshandleiding van het voertuig) in
geen geval worden overschreden. Bij het negeren van deze
instructie kan de fietsendrager samen met de gemonteerde
fietsen van het voertuig losraken en daardoor u en andere
personen verwonden of een ongeluk veroorzaken.
WAARSCHUWING
De fietsen moeten zo gelijkmatig mogelijk en met een laag
zwaartepunt op de fietsendrager worden bevestigd en met een
houder aan het fietsframe en met spanriemen aan de voor- en
achterwielen tegen omlaagvallen worden geborgd.
Voor de montage moeten kinderzitjes en alle losse onderdelen,
zoals drinkflesjes, zadeltassen e.d. van de fietsen worden
verwijderd en opgeborgen.
Bij veronachtzaming kunnen de fietsen en/of de losse
onderdelen tijdens de rit van het voertuig losraken en bij andere
verkeersdeelnemers een ongeluk en daarmee verbonden
letsels en materiële schade veroorzaken.
WAARSCHUWING
Voer de montage en de demontage van de fietsen met de hulp
van een tweede persoon uit.
Beveilig de fietsen tegen wegglijden/kantelen.
Er bestaat verwondingsgevaar.
24
23
21
22
1. Grendel (21) indrukken en de spanriemen (22) uittrekken.
2. Klemmen (23) met draaigreep (24) vastschroeven tot de vereiste
buisdiameter van het fietsframe is bereikt.
Let op
Zware fietsen dicht bij het voertuig en lichte fietsen (bijv. kinder-
fietsen) verder naar achteren op de fietsendrager monteren.
De eerste fiets met de tandkrans naar het voertuig toe gericht
monteren.
3. Fiets op de wielgoten (7) plaatsen die het dichtst bij de
achterklep zitten en beveiligen tegen kantelen.
7
Let op
Houder uitsluitend aan het fietsframe bevestigen. Er mogen
geen onderdelen, bijv. schakel- en remkabels, worden
ingeklemd.
Defecte klemmen moeten onmiddellijk worden vervangen.
24
4
23
26
4. Houder (9) op een geschikte plek aan de fiets bevestigen.
Klem (23) met draaigreep (24) vastschroeven en met
sleutel (4) vergrendelen. Sleutel (4) uitnemen.
5. Spanriem (22) in het midden tussen twee spaken door leiden,
in de gespen (25) rijgen en met de spanner (26)
vastdraaien (pijl).
Aanwijzing
Door het vastdraaien van de spanriemen (22) worden deze
onder spanning gezet. Om deze spanning los te zetten, moet de
grendel (21) zo nodig stevig worden ingedrukt.
Aanwijzing
De tapschroeven van de houders dienen regelmatig te worden
gereinigd en gesmeerd, om te voorkomen dat de draaigrepen
vast gaan zitten.
Tweede fiets monteren
7
M+P-25A-0099
De montage van de tweede fiets gebeurt op dezelfde manier als de
montage van de eerste fiets. Er dient rekening te worden gehouden
met de tegenovergestelde plaatsing van de twee fietsen.
De tweede fiets wordt met de lange houder (10) bevestigd.
- 4 -
22
25
10
9
M+P-25A-0100
M+P-25A-0101