Temperatuur meten
Opmerking: breng geen spanning aan op de meetsnoeren
als de meter zich in de temperatuurmeetmodus bevindt.
1.
Stel de bereikschakelaar in op
toont OL. Sluit de meetsnoeren kort om de
kamertemperatuur weer te geven. De meter is
standaard ingesteld op Celcius, u kunt eenheden
wijzigen door op de BLAUWE knop te drukken nadat u
de temperatuurfunctie heeft geselecteerd.
2.
Steek de contactpunttemperatuursonde in het rechter
paar meteraansluitingen.
3.
Plaats de temperatuursonde op het object dat
gemeten wordt.
4.
De gemeten waarde verschijnt na enkele seconden op
het scherm.
•
De nominale omgevingstemperatuur voor het gebruik
van de meter bedraagt 18
foutieve meetwaarde worden verkregen, vooral bij het
testen van lage temperaturen.
•
De meegeleverde contactpunttemperatuursonde kan alleen worden gebruikt bij temperaturen
o
tot 230
C of 440
•
Wanneer de temperatuurmeting voltooid is, koppelt u de temperatuursonde los van de
invoeraansluitingen van de meter.
4~20 mA lusstroom als % aflezing
•
Deze modus toont de mA-gemeten waarde of het
uitvoerniveau op een schaal van 4-20 mA.
•
Verbind de meter als volgt:
•
Stel de bereikschakelaar in op mA
druk op de BLAUWE knop om
(4-20mA)%-optie te selecteren.
•
Wanneer de gemeten stroom onder 5A ligt, is continue
meting toegestaan.
•
De verkregen meetwaarde bedraagt
<4mA: het hoofdscherm toont LO
bij 4mA: het hoofdscherm toont 0
bij 20mA: het hoofdscherm toont 100
>20 mA: het hoofdscherm toont HI
•
Wanneer de lusstroommeting voltooid is, koppelt u de
meetsnoeren los van het te testen circuit en verwijdert
u de meetsnoeren van de invoeraansluitingen van de
meter.
o
o
C
F, het scherm
o
o
~23
anders kan er een
o
F.
4-20 mA % en
11