Afstellen van de storingsonderdrukking
Interferentie van andere zenders kunt u als volgt elimineren:
1. Zet de zender uit. Nu zou u niet langer een signaal moeten ontvangen op de ontvanger.
2. Als de ontvanger nog steeds een signaal ontvangt, gebruikt u de storingsonderdrukker (10) om
de grenswaarde voor storingsonderdrukking hoger te zetten, zodat het ruissignaal niet langer
ontvangen wordt. Stel de zender en de ontvanger in op een ander kanaal als het ruissignaal op
deze manier niet onderdrukt kan worden.
3. Schakel de zender weer aan en controleer of de ontvanger het zendersignaal goed ontvangt.
Opmerking: Als de storingsonderdrukking te hoog staat ingesteld, wordt het bereik van de zender
beperkt. Stel daarom altijd de storingsonderdrukking (10) af op het laagst mogelijke niveau.
Tips voor de beste resultaten
Zorg dat u vanuit de positie van de zender altijd een ontvanger kunt zien.
Zorg dat de afstand tussen zender en ontvanger zo kort mogelijk is.
Richt de antennes van de ontvanger van elkaar af, in een hoek van 45 graden met de verticale
stand.
Plaats de antennes van de ontvanger niet in de buurt van metalen voorwerpen en obstakels.
Vervang de batterij zodra de Power (12)-LED van de zender rood wordt.
Voer een repetitie uit voorafgaand aan het optreden of de presentatie. Verplaats de ontvanger
als er dode punten in de ontvangst zitten. Als de dode punten blijven optreden, moet u deze
markeren en tijdens het optreden vermijden.
9