I
N GEVAL VAN STORINGEN
PROBLEEM
Het apparaat kan niet
ingeschakeld worden
De CD wordt niet geladen
of uitgeworpen.
Geen geluid
Functietoetsen
functioneren niet.
De CD verspringt.
De radio en/of het
automatische
zendergeheugen
functioneren niet.
Zendergeheugen werkt
niet.
18
MOGELIJKE OORZAAK
Het contact staat niet aan.
Een van de zekeringen is defect. Zekering(en) vervangen.
Er zit al een CD in de autoradio. De CD verwijderen.
De CD is verkeerdom ingelegd. De CD met de tekst naar boven
De CD is verontreinigd of defect. De CD schoonmaken of een
De temperatuur in de auto is te
hoog.
Condensatie
Het geluidsvolume staat op
zacht.
De kabels zijn niet goed
aangesloten.
De ingebouwde microcomputer
werkt niet vanwege ruis.
Het bedieningspaneel zit niet
goed.
De inbouwhoek is groter dan
30°.
De CD is verontreinigd of defect. De CD schoonmaken of een
Fouten bij zelfgebrande CD's.
De antennekabel is niet correct
aangesloten.
De zendersignalen zijn te zwak. De zender handmatig instellen.
De kabel voor constante plus is
niet goed aangesloten.
VERHELPEN VAN
STORINGEN
Contact aanzetten door draaien
van de contactsleutel
inleggen
andere CD inleggen.
Wacht tot de
omgevingstemperatuur weer
normaal is.
De autoradio uitschakelen en
daarna opnieuw proberen.
Het volume verhogen.
Controleer de kabelverbindingen.
Druk de RESET-toets (22) in.
Controleer of het
bedieningspaneel goed is
aangebracht.
De inbouwhoek corrigeren.
andere CD inleggen.
De zelfgebrande CD in een andere
speler controleren.
De antennekabel controleren op
een correcte aansluiting.
Controleer de kabelverbindingen.
Zie hiervoor het hoofdstuk
"Montage".