Actoren uit de MIX2-serie RMG 4 I / RME 4 I
• Objecten 244, 245, 246 „Centrale veiligheid 1, 2, 3"
De veiligheidsobjecten maken een gerichte reactie van de aandrijvingen op een bepaalde situatie met
hoge prioriteit mogelijk (zie bijlage Prioriteitsvolgorde aandrijvingsbesturing).
Voorbeeld:
Een veiligheidsobject wordt met een windsensor verbonden.
Een aandrijving waarop een zonwering van textiel is aangesloten, wordt geparametreerd om op dit
veiligheidsobject te reageren.
Zolang een 0 aanwezig is, geldt de normale bedrijfstoestand.
Bij storm wordt door de windsensor een 1 naar het veiligheidsobject gezonden en de zonwering wordt
direct naar de geparametreerde veiligheidspositie verplaatst.
Opmerkingen:
1
Een veiligheidsobject mag alleen door een apparaat worden aangestuurd, anders zouden zich
verschillende opdrachten wederzijds kunnen opheffen.
2
Bij het opvragen van de veiligheidsobjecten bijv. via de ETS-functie „Waarde lezen":
als de toestand „Veilgheid AAN" door de cyclische bewaking ontstaan is, blijft de
objectwaarde 0.
3
Na het downloaden moeten de veiligheidstoestanden opnieuw worden geïnitialiseerd.
Werkt op de volgende apparaten:
JMG 4 T, JME 4 T, JME 4 S, RMG 8 T, RME 8 T.
• Object 247 „Centraal Omhoog/Omlaag"
Met dit object kunnen alle daarvoor geparametreerde aandrijvingen centraal worden aangestuurd.
Daarbij kunnen met een druk op de knop bijv. alle rolluiken van een gevel gelijktijdig omhoog of
omlaag worden bewogen
0 = omhoog bewegen
1 = omlaag bewegen
Werkt op de volgende apparaten:
JMG 4 T, JME 4 T, JME 4 S, RMG 8 T, RME 8 T.
• Object 248
Niet gebruikt.
• Object 249
Niet gebruikt.
Stand: Okt-18 (wijzigingen voorbehouden)
Pagina 18 van 62