DEELSCHAKELING
A, of B
GEFROCEERD
INSCHAKELEN
Foutmeldingen:
Een waarschuwingsconditie kan pas worden gewist nadat de fout of zone die de waarschuwing heeft veroorzaakt, fysiek is teruggezet in
de normale toestand. Een open zone moet bijvoorbeeld worden gesloten.
De optie WAARSCH. WISSEN wordt pas actief in het SPC-systeem als is gedetecteerd dat de fout is hersteld.
Een waarschuwingsconditie TONEN: 1. Voer een geldige gebruikerscode in op het bediendeel.
Een waarschuwingsconditie WISSEN: 1. Herstel de normale toestand voor de alarmsensor door de deur of het venster te sluiten.
Zones UITSTELLEN (overbruggen)
LET OP: SPC maakt in tegenstelling tot andere inbraak panelen onderscheidt in overbruggen en uitstellen. Overbruggen van zones of
meldingen is in SPC voor altijd , UITSTELLEN is gedurende één inschakelperiode en word automatisch uit het systeem verwijderd bij de
volgende uitschakeling. Managers en gebruikers heb niet de rechten om zones of meldingen te overbruggen (lees: uitzetten) enkel
om te kunnen UITSTELLEN.
1. Voer een geldige gebruikers-PIN in.
2. Druk op de navigatietoets ▲ om het hoofdmenu te openen.
3. U selecteert de programmeeroptie UITSTELLEN met de pijltoetsen omhoog/omlaag > druk op OK.
4. Doormiddel van de pijltjes toetsen zoekt u de betreffende zone. > Druk op OK en zet de betreffende zone op AAN.
De melding "UITGESTELD" wordt weergegeven.
5. Druk op Exit om weer op het startscherm uit te komen, om vervolgens opnieuw te kunnen inschakelen. Het systeem geeft bij inschakeling aan
welke zone(s) is/zijn UITGESTELD.
Het systeem inschakelen met deelschakeling A. Als er meerdere gebieden zijn gedefinieerd, wordt elk gebied
weergegeven in een submenu.
Bij deze inschakeling worden bepaalde detectiepunten, die door de installateur zijn aangeven niet actief gezet. Bij
voorbeeld een overloop, indien u thuis blijft en gaat slapen. Uit uitschakelen blijft dezelfde handeling als bij het toaal
inschakelen.
Het systeem inschakelen, ondanks dat er actieve detectiepunten zijn. Hierbij worden de actieve zones tijdelijk
uitgeschakeld, waardoor de overige detectie punten worden ingeschakeld.
2. Selecteer de optie FOUTEN ZIEN.
3. Blader door de waarschuwingen.
4. Druk op (*) om de alarmconditie weer te geven. notatie 'Zone 1 <XX>',
waarbij XX staat voor het waarschuwingstype: A – Alarm,
5. Verlaat het systeem.
2. Voer een geldige gebruikerscode in en selecteer de optie WAARSCH. WISSEN.
3. Druk op de rechter menutoets om de waarschuwing te wissen.
De melding "ALLE WAARSCHUWINGEN GEWIST" wordt weergegeven.
T – Sabotage,
TR – Probleem,
M – Gemaskeerd,
PA - Post alarm