Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Gasaansluiting

De gasaansluiting/het bedrijf van het apparaat mag
alleen gebeuren met inachtneming van het voorschrift
ter preventie van ongevallen VBG 21 en de betreffende
plaatselijke bouw- en brandveiligheidsvoorschriften.
De apparaten zijn geconcipieerd voor een constante
aansluitdruk van 0,3 bar (vloeibaar gas volgens DIN
51622 cat I
,I
).
3B/P
3+
De aansluitdruk mag niet lager of hoger liggen. Als er
langere slang- of buisleidingen worden gebruikt, dan
moet er rekening worden gehouden met het drukverlies.
Er mogen uitsluitend geteste en voor het betreffende
gebruiksdoel geschikte componenten, zoals gasslang,
drukregelaar en slangbreukbeveiliging of lekgasbe-
veiliging gebruikt worden. Alleen drukregelaars met een
vast ingestelde uitgangsdruk zijn toegelaten. De appa-
raten mogen uitsluitend werken uit de gasfase.
Een constante aansluitdruk van de apparaten van
G
0,3 bar (300 mbar) moet, ook in het continu bedrijf,
gegarandeerd zijn.
Voor alle werkzaamheden aan de gastoevoer en bij
een vervanging van de gasflessen moeten alle
G
afsluitkleppen gesloten zijn en er mogen geen
ontstekingsbronnen in de onmiddellijke omgeving
aanwezig zijn.
Aansluiting van de gastoevoer
Voer de aansluiting als volgt uit.
1. Sluit de drukregelaar aan aan
G
2. Open de klep van de fles resp.
3. Druk de ontgrendelknop van de
4. Controleer na opstelling en
6
de gasfles(sen) resp. aan de
toevoerinstallatie.
Linkse schroefdraad!
de afsluitklep van de
toevoerleiding.
Bij gelijktijdige toevoer uit
meerdere gasflessen moeten
alle kleppen geopend worden.
slangbreukbeveiliging in na het
openen van de klep(pen).
Dit moet ook gebeuren na elke
flesvervanging.
aansluiting van de apparaten
alle gasgeleidende
verbindingen op dichtheid.
Zeepoplossing,
lekopsporingsspray.
Belangrijke montage-instructie
Bij de montage resp. demontage van de gasslang moet,
rekening houdend met de linkse schroefdraad, met een
gaffelsleutel SW 17 aan de gasaansluitnippel van het
apparaat (volgens DIN 4815 deel 2) tegengehouden
worden.
Dit geldt eveneens voor de drukregelaar, de slang-
breukbeveiliging en alle andere gascomponenten.
Gasslang losdraaien
Draai de wartelmoer
met de klok mee.
Belangrijke instructies bij bevroren gasflessen
Bij een langer bedrijf van het apparaat bestaat het
gevaar dat de gasfles bevriest. Doordat de gasdruk
daalt is een goede toevoer naar het apparaat uit een
bevroren gasfles in veel gevallen niet meer gegaran-
deerd.
De eliminering van de kristallijne rijpaanslag mag niet
gebeuren door open vuur, gloeiende voorwerpen of
stralers.
De gastoevoer moet overeenkomstig de aansluitwaarde
van het apparaat volgens het typeplaatje, de
bedrijfsduur en de omgevingstemperatuur van de
toevoerfles ontworpen worden. Om sterk bevriezen van
de gasfles te vermijden raden wij het gebruik van een
batterij van min. 3 flessen aan.
Al naargelang de capaciteit van het apparaat en de
bedrijfsduur kan de batterij flessen met behulp van de
meerflessenset (toebehoren) worden uitgebreid.
Opbouw meerflessenset
Om een gelijkmatige gasontname te garanderen
moeten alle kleppen van de flessen geopend zijn.
slangbreukbeveiliging
drukregelaar
HD-slang 0,4m
T-aansluiting
Gasslang vastdraaien
Draai de wartelmoer
tegen de klok in.
gasslang naar apparaat

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Pg 12 e

Inhoudsopgave