3.3
Uitmondingen
Controleer of de uitmonding voldoet aan de lokale voorschriften
aangaande hinder en ventilatieopeningen.
>
Let op:
Voor de goede werking dient de uitmonding ten minste 0,5m
verwijderd te zijn van:
•
Hoeken van het gebouw.
•
Dakoverstekken en balkons.
•
Dakranden. (met uitzondering van de nokrand) (zie
hoofdstuk 12)
4 Voorbereiding en installatie
instructie
4.1
Gasaansluiting
De gasaansluiting moet voldoen aan de lokaal geldende Normen.
Wij adviseren een gasaansluiting van Ø15mm, direct vanaf de
gasmeter naar het toestel, met in de nabijheid van het toestel een
afsluitkraan (zie maattekening 15.2) welke altijd bereikbaar is.
Positioneer de gasaansluiting zo dat deze goed toegankelijk is, en
voor service de branderunit te allen tijde kan worden gedemon-
teerd.
4.2
Elektrische aansluiting
Als voor de stroomvoorziening gebruik gemaakt wordt van een
adapter moet er een wandcontactdoos 230VAC – 50Hz in de buurt
van de haard worden gemonteerd.
4.3
Voorbereiding van de haard
•
Ruim een plek in, om de raamlijst, de ommanteling en het
glas veilig op te bergen.
•
Verwijder de ommanteling (Fig. 1.1 en 1.2) van de haard.
•
Verwijder de losse onderdelen, het glas en neem de verpakte
delen uit de haard.
•
Bereid de gasaansluiting op het gasregelblok voor.
4.4
Plaatsen van de haard
Houdt rekening met de Installatie eisen (zie hoofdstuk 3).
•
Zet het toestel waterpas op de juiste plaats en monteer deze
tegen de wand d.m.v. 4 schroeven. (Fig. 1.3)
•
Er zitten geen stelmogelijkheden aan de haard.
4.5
Monteren van de rookgas afvoermaterialen
•
Bij de doorvoer door de wand moet het gat minimaal 5 mm
groter zijn dan de diameter van het afvoermateriaal. Zie voor
de hoogte van het gat voor de muurdoorvoer de
maattekening in hoofdstuk 15.2.
•
De geveldoorvoer moet op afschot naar de haard toe
geïnstalleerd worden (3 graden).
•
Bouw het systeem op vanaf de haard. (Fig. 1.4). Het
schuifbare tussenstuk zorgt voor een makkelijke installatie.
>
Let op :
•
Het schuifstuk moet vastgezet worden met een
boorschroef.
•
De geveldoorvoer is inkortbaar.
4.6
Plaatsen ommanteling
Voordat de ommanteling geplaatst gaat worden, (fig. 1.5),
adviseren wij om een functioneringstest met de gashaard uit te
voeren zoals omschreven in hoofdstuk 7 "Controle van de
installatie".
Plaats de ommanteling op de steunen links- en rechtsonder en
schroef deze vast volgens fig. 1.1 en 1.2.
4.7
Plaatsen topplaat
Leg de topplaat op de ommanteling. (Zie fig. 1.6).
4.8
Plaatsen raamlijst
Steek, de 4 beugels van de raamlijst, in de hiervoor bedoelde
sleufgaten in de ommanteling en laat de raamlijst zakken. (Zie fig.
1.7). Voorkom beschadigingen op de ommanteling!
Verwijderen gebeurt in omgekeerde volgorde.
5 Glas uitnemen
•
Verwijder de raamlijst. (Zie par. 4.8)
•
Plaats de zuignappen op het glas. (Fig. 3.1 en 3.3)
•
Verwijder de glasklemmen door deze met een schroeven
draaier los te wippen.(Fig. 3.2)
•
Haal nu het glas naar je toe en zet deze op een veilige
plaats.
>
Let op:
Het terugplaatsen van het glas gaat in de omgekeerde
volgorde. Verwijder alle vingerafdrukken op het glas, deze
zullen inbranden als de haard wordt gebruikt.
6 Plaatsen van het decoratiemateriaal
Het is niet toegestaan ander of meer materiaal in de verbrandings-
kamer toe te voegen.
Houd de waakvlam altijd vrij van decoratiemateriaal!
Gooi niet alle decoratiemateriaal in één keer op de brander; door
de stofdelen kan deze verstopt raken.
6.1
Houtset
•
Verdeel de vermiculietkorrels bij voorkeur met de hand over
de buisbranders. Het oppervlak van de korrels mag iets
boven de branderplaat uitsteken maar moet over de hele
lengte vlak zijn.
•
Plaats de houtset volgens (zie fig. 4.1) en/of gebruik de
houtsetkaart)
•
Verdeel de chips over de bodem.
>
Let op :
deze niet op het brander gedeelte leggen.
Start de haard zoals omschreven in de gebruikershandleiding.
Beoordeel of de vlamverdeling goed is. Verschuif eventueel de
houtblokken iets, tot een goede vlamverdeling ontstaat.
7
I n s t a l l a t i e h a n d l e i d i n g