De computer heeft een speciaal geheugen voor de datum, de tijd en de instellingen voor de ingebouwde
voorzieningen, zoals configuratie van de parallelle poort. Door middel van een batterij blijft deze informatie
ook bewaard nadat u de computer hebt uitgezet.
Normaliter hoeft u geen aandacht te besteden aan de batterij en hoeft u deze ook niet op te laden. Een
batterij gaat echter niet eeuwig mee. Als de batterij leeg raakt, gaan de datum, tijd en configuratiegegevens
(waaronder ook de wachtwoorden) verloren. Er verschijnt dan een foutmelding wanneer u de computer
aanzet.
Raadpleeg de "Kennisgeving lithiumbatterij" in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie voor
informatie over het vervangen en wegdoen van de batterij.
U verwisselt de batterij als volgt:
1. Zet de computer uit en haal alle stekkers uit de stopcontacten.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie "De kap van de computer verwijderen" op pagina 32.
3. Kijk waar de batterij zich bevindt. Zie "Onderdelen op de systeemplaat" op pagina 12.
4. Verwijder de oude batterij.
Figuur 28. De oude batterij verwijderen
5. Installeer een nieuwe batterij.
Figuur 29. Een nieuwe batterij installeren
6. Plaats de kap van de computer terug en sluit de kabels weer aan. Zie "Het vervangen van de onderdelen
voltooien" op pagina 63.
Opmerking: Wanneer de computer voor de eerste keer wordt aangezet nadat de batterij is vervangen,
kan er een foutbericht worden afgebeeld. Dit is normaal na het vervangen van de batterij.
7. Zet de computer en alle randapparatuur aan.
8. Gebruik het programma Setup Utility om de datum, tijd en eventuele wachtwoorden in te stellen. Zie
Hoofdstuk 7 "Werken met het programma Setup Utility" op pagina 73.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
.
Hoofdstuk 5
Hardware installeren en vervangen
45