Configuratie
Systeemconfiguratie wijzigen
Pincode instellingen wijzigen
Voortgangswijze
1 Menu „Systeemconfig."
oproepen.
2 Submenu „PIN-instelling"
oproepen.
3 Gewenste pincode wijzigings-
functie (config.pincode, keuze
pincode, uitbr.funct. pincode)
oproepen.
Aanwijzing
Pincode „0000" betekent, dat de
pin beveiliging inactief is.
4 Nieuwe pin invoeren.
5 Invoer met OK opslaan.
6 Verdere pincodes zoals voorheen
wijzigen of driemaal ESC toets
drukken om het menu te verlaten.
Conciërgefunctie van deelnemer
1 wijzigen
Voortgangswijze
1 Menu „Systeemconfig."
oproepen.
2 Functie „Conciërge-funct."
oproepen.
3 Conciërgefunctie van deelnemer 1
met pijl omlaag op „Uit" of „Aan"
instellen.
4 Invoer met OK opslaan.
5 Druk tweemaal op de ESC toets,
om het menu te verlaten.
18
Deurparameters wijzigen
Voortgangswijze
1 Menu „Systeemconfig."
oproepen.
2 Submenu „Deurparameters"
oproepen.
3 Functie „Deur oproepsign"
oproepen.
4 Belsignaalduur in seconden
invoeren.
5 Invoer met OK opslaan.
6 Functie „max. spreektijd"
oproepen.
7 Nieuwe maximale spreektijd
invoeren.
8 Invoer met OK opslaan.
9 Functie „Chainoproeptijd"
oproepen.
10 Kettingoproeptijd in seconden
invoeren.
11 Invoer met OK opslaan.
12 Submenu „Deurautom.tst 1"
oproepen.
13 Functie „Deurautom.vrijg"
oproepen.
14 Deurautomatiekvrijgave met
pijl omlaag op „toegestaan" of
„geblokkeerd" instellen.
15 Invoer met OK opslaan.
Aanwijzing
De punten 16–21 allen configureren,
wanneer de deurautomatiekvrijgave
in punt 14 op „toegestaan" werd
gezet.
16 Functie „Deurautom.sign."
oproepen.
17 Deurautomatiek-signaal met
pijl omlaag op „met oproep" of
„zonder opr." instellen.
18 Invoer met OK opslaan.
19 Functie „Deuraut.functie"
oproepen.
20 Deurautomatiekfunctie met pijl
omlaag op „Uit" of „Aan" instellen.
21 Invoer met OK opslaan.
22 Druk viermaal op de ESC toets,
om het menu te verlaten.
Buitenlijnparameters wijzigen
Voortgangswijze
1 Menu „Systeemconfig."
oproepen.
2 Submenu „Buitenl.param."
oproepen.
3 Functie „Buitenl. 1 TCI" oproepen.
4 Buitenlijncijfer voor het kiezen
van de buitenlijn met pijl omlaag
selecteren.
5 Keuze met OK toets opslaan.
6 Functie „Buitenl. 2 TCI" oproepen.
7 Buitenlijncijfer voor het kiezen
van de buitenlijn met pijl omlaag
selecteren.
8 Keuze met OK toets opslaan.
9 Functie „Pauze offHook"
oproepen.
10 Pauzetijd in seconden (1–3) met
pijl omlaag selecteren.
11 Keuze met OK toets opslaan.
12 Functie „Pauze na 1e TCI"
oproepen.
13 Pauzetijd in seconden (1–3) met
pijl omlaag selecteren.
14 Keuze met OK toets opslaan.
Aanwijzing
De punten 15–17 alleen confi-
gureren, wanneer een tweede
nageschakelde telefooncentrale/
telefonie-gateway aanwezig is (tele-
fooncentrale op telefooncentrale/
telefonie-gateway).
15 Functie „Pauze na 2e TCI"
oproepen.
16 Pauzetijd in seconden (1–3) met
pijl omlaag selecteren.
17 Keuze met OK toets opslaan.
18 Functie „Oproepaanname"
oproepen.
19 Aantal oproepsignalen tot aan
de oproepaanname met pijl omlaag
selecteren.
20 Keuze met OK toets opslaan.
21 Druk driemaal op de ESC toets,
om het menu te verlaten.