INSTALLATIE- EN PROGRAMMEERHANDLEIDING
5. PROGRAMMA BESCHRIJVING
[23] 24 uur Stil (alleen PGM2)
Een paniekknop kan op het aansluitpunt PGM2 aangesloten worden voor het gebruik van een 24-uurs paniek
melding. Het alarm wordt niet op het bediendeel getoond en de sirene zal niet geactiveerd worden, de PGM 2
alarmcode wordt wel naar de meldkamer verstuurd.
PGM optie [23] activeert geen anderen uitgangen en de ingang volgt niet de swinger shutdown.
[24] 24 uur Luid (alleen PGM2)
Een paniekknop kan op het aansluitpunt PGM2 aangesloten worden voor het gebruik van een 24-uurs paniek
luidalarm. Na het indrukken van deze knop verschijnt op een LCD bediendeel de melding „Systeem in alarm",
de sirene wordt geactiveerd tot het einde van de sirenetijd of tot het invoeren van een geldige toegangscode.
De PGM2 alarm code wordt naar de meldkamer verstuurd. PGM optie [24] activeert geen anderen uitgangen
met uitzondering van uitgangen geprogrammeerd als [01]. De ingang volgt niet de swinger shutdown.
[25] Vertraagd brand en inbraak
Deze optie werkt identiek aan de Brand en inbraak uitgang(Type 01) met uitzondering dat het de Transmissie
vertraging geprogrammeerd in parameter [370] volgt. Wanneer de tijd afloopt zal de uitgang geactiveerd
worden, dit is een global uitgang.
Programmeerbare uitgangen van de EC 6350 ............................ Parameter [009]
Programmeerbare uitgangen van de PC 5208 ............................ Parameter [010]
Programmeerbare uitgangen van de EC 5204 ............................ Parameter [011]
PGM kenmerken
Voor elke programmeerbare uitgang moeten tevens kenmerken worden geprogrammeerd.
PGM optie [09] „Systeemstoring" en [10] „Systeemgebeurtenis" hebben hun eigen specifieke kenmerken.
Hieronder vindt u een omschrijving van de beschikbare kenmerken.
De Beschikbare kenmerken voor de PGM opties 01, 03, 05-08, 11-24 zijn:
Indicatie (kenmerk 1) – Gestuurd door gebeurtenis in blok 1
Indicatie (kenmerk 2) – Gestuurd door gebeurtenis in blok 2
Indicatie (kenmerk 3) – Uitgang normaal – geïnverteerd (geldt niet voor optie [03] sensor reset)
Indicatie (kenmerk 4) – Uitgang Puls – Aan / Uit (alleen voor opties [19]-[22]).
Indicatie (kenmerk 5) – Code nodig voor activering (alleen voor uitgangen die door het bediendeel geactiveerd
Door het wijzigen van PGM uitgangsopties gaan de PGM kenmerken terug naar de fabriekinstellingen.
Zie de Programmabladen voor een lijst met standaard instellingen van elke PGM uitgang.
Er dient rekening gehouden te worden met de normale en actieve status van een uitgang om er zeker van te
zijn dat een uitgang geen ongewenste status aanneemt na een spanningsuitval.
OPMERKING: Kenmerk [2] staat standaard uit voor allen uitgang opties.
OPMERKING: Kenmerk [3] moet AAN zijn (standaard) voor de PGM uitgangsopties [16], [23] en [24].
De instellingen voor kenmerk [1], [2] en [5] moeten gelijk zijn, als u meerdere uitgangen met een gelijk type
programmeert (b.v. PGM1 en PGM2 zijn allebei geprogrammeerd als [19] Bevel uitgang #1, in dit geval
moeten kenmerken [1], [2] en [5] hetzelfde geprogrammeerd worden). Dit geldt niet voor uitgangen
geprogrammeerd als [09] en [10].
PGM kenmerken......................................................................... Parameter [141]-[142]
PC5208 kenmerken..................................................................... Parameter [143]-[150]
PC5204 kenmerken..................................................................... Parameter [151]-[154]
PGM Uitgang timer..................................................................... Parameter [164]
Technische en functionele specificaties kunnen zonder voorafgaande mededeling worden gewijzigd.
Rev. INS.INB.EC6350V2.2.DSC.201TVE.V1.3.NL
worden)
Centraal Controle Paneel
EC 6350
48
PC5015 versie 2.2