4.
STORING, OORZAAK & OPLOSSING
NL
Storing
De automaat gaat niet open en
dicht of voert de gegeven
commandos niet uit.
De automaat gaat niet open en
dicht.
De automaat gaat open maar
niet dicht.
De veiligheidssensors worden
niet geactiveerd.
De automaat opent uit zichzelf. De impulsgevers zijn instabiel of detecteren
De automaat opent / sluit een
klein stukje en blijft dan staan.
EL20-EL20A - IP1951 NL
Mogelijke oorzaak
Keuzeschakelaar kapot.
Keuzeschakelaar niet in juiste stand.
Geen spanning aanwezig.
(led POWER ALARM is uit).
Accessoires zijn kortgesloten.
Opgeblazen glaszekering.
De uitgang 'stop' (1-9) is open.
De automaat is geblokkeerd door een slot
of iets dergelijks (schroeven).
De uitgang van de veiligheden zijn open.
(led SA brand).
De fotocellen zijn geactiveerd.
(led SA brand).
Onjuiste instelling jumper J1.
(led SA brand).
De impulsgevers zijn geactiveerd.
Het automatisch sluiten werkt niet.
Onjuist ingestelde jumper J3.
(led SA knippert).
Onjuiste aansluitingen van de veiligheids-
sensors naar de printplaat.
beweging in hun bereik.
Encoder kapot.
(led POWER ALARM knippert).
Bekabeling van de motor is verkeerd om aan-
gesloten. (led POWER ALARM knippert).
Er is sprake van wrijving / aanlopen van de
automaat.
RESET INSTELLINGEN met de OPEN knop
zoals aangegeven in paragraaf 2.4.
Let op: deze actie kan de instellingen die software
matig gemaakt zijn uitwissen.
Controleer en pas de stand van de keuze-
schakelaar aan.
Controleer of er spanning aanwezig is.
(stoppen, wandcontactdoos en transformator)
ontkoppel alle accessoires van de uitgang 0-1
(er moet spanning aawezig zijn, 24V=) en sluit
de accessoires één voor één weer aan.
Vervang de zekering in de transformatorgroep.
Controleer de uitgang op de printplaat en de
stand van de keuzeschakelaar (indien aanwezig).
Controleer of de vleugel(s) makkelijk kunnen
bewegen.
Controleer de uitgangen 6 en 8 op de printplaat.
Controleer dat de fotocellen schoon zijn en juist
werken.
Indien jumper J1=ON, controleer de aansluiting
van de fotocellen.
Controleer of de impulsgevers niet onderhevig zijn
aan vibraties of dat er bewegende delen in het
bereik van de impulsgevers (radar) zijn.
Controleer de brug tussen 1-2 en de stand van
de keuzeschakelaar (indien aanwezig).
Controleer de aansluitingen van de veiligheids-
contacten als opgegeven in paragraaf 2.1 en 2.2.
De NC veiligheidsuitgangen in serie schakelen
en verwijder eventuele overbruggingen.
Controleer of de impulsgevers niet onderhevig
zijn aan vibraties of dat er bewegende delen in
het bereik van de impulsgevers (radar) zijn.
Wissel de encoder om voor een nieuwe.
Controleer de bekabeling van de motor.
Controleer handmatig of de deuren vrij lopen en
pas de hoogteafstelling van de vleugels aan
door ze op te tillen.
6
Oplossing