Probleemoplossing
Ontlast de druk voordat u enig onderdeel van
het systeem nakijkt of er onderhoud aan pleegt.
OPMERKING: Kijk naar alle mogelijke problemen en
oorzaken voordat u de pomp demonteert.
Probleem
De pomp werkt niet.
De pomp werkt, maar er is
weinig opbrengst bij beide
slagen.
De pomp werkt, maar de
uitvoer is laag bij de
neerwaartse slag.
Toerental van de pomp
onregelmatig of snel
oplopend.
In de peilaanduiding in het
TSL-reservoir is te zien dat
er vloeistof wordt gepompt.
* Om te bepalen of de vloeistofslang of het pistool verstopt is, haalt u de druk eraf. Haal de vloeistofslang los en
plaats een opvangbak bij de pompuitlaat om vloeistof op te vangen. Voer net genoeg lucht toe om de pomp te
starten. Als de pomp wordt ingeschakeld wanneer u de lucht inschakelt, is de slang of het pistool verstopt.
313694R
Oorzaak
Verstopte leiding of onvoldoende
luchttoevoer; de ventielen zitten dicht
of verstopt.
Verstopte vloeistofslang of verstopt
pistool; de binnendiameter van de
vloeistofslang is te klein.
Er is vloeistof opgedroogd op de
verdringerstang.
Onderdelen van de luchtmotor zijn vuil,
versleten of beschadigd.
Alleen voor DataTrak-modellen:
Het luchtventiel kan de cyclus niet
doorlopen omdat de solenoïdepin
uitgetrokken is
Verstopte leiding of onvoldoende
luchttoevoer; de ventielen zitten dicht
of verstopt.
Verstopte vloeistofslang of verstopt
pistool; de binnendiameter van de
vloeistofslang is te klein.
Versleten pakkingen in
verdringerpomp.
Openstaande of versleten
veiligheidskogelkleppen of
zuigerpakkingen.
De vloeistof is op.
Openstaande of versleten
veiligheidskogelkleppen of pakkingen.
Versleten halspakkingen.
Oplossing
Reinig de leiding of verhoog de
luchttoevoer. Controleer of de ventielen zijn
geopend.
Openen, ontstoppen*. Gebruik een
slang met een grotere binnendiameter.
Reinigen; zet de pomp altijd stil aan
de onderkant van een slag; houd het
oliereservoir voor een derde gevuld
met Graco throat seal liquid (TSL).
Reinig of repareer de luchtmotor. Zie
handleiding 312796.
Overtoerenbeveiliging inschakelen (zie
DataTrak-bediening, Instelmodus,
pagina 21). Ontlucht de motor. Druk op
op het DataTrak-scherm om de
solenoïdepin in te trekken.
Reinig de leiding of verhoog de
luchttoevoer. Controleer of de ventielen zijn
geopend.
Openen, ontstoppen*. Gebruik een slang
met een grotere binnendiameter.
Vervang de pakkingen. Zie handleiding
312794.
Het ventiel vrijmaken; de pakkingen
vervangen. Zie handleiding 312794.
Bijvullen en voorvullen.
Reinig de klep, vervang de pakkingen;
zie handleiding 312794.
Vervang halspakkingen. Zie handleiding
312794.
Probleemoplossing
19