www.chamsys.co.uk QuickQ gebruikershandleiding
geselecteerd tijdens het patchen. De Fixture mode bepalen het aantal DMX kanalen dat een fixture
gebruikt.
DMX Channels: DMX512 heeft 512 individuele DMX kanalen per DMX universe.
DMX universe: Een verzameling van 512 DMX kanalen refereert naar een DMX Universe.
Patchen: Aan de console vertellen welke fixtures aangesloten zijn en verbonden zijn via DMX.
Start DMX adres: Meestal afgekort als DMX adres zoals in "wat is het DMX adres van de fixture?" Elke
fixture heeft zijn eigen start DMX adres, welk verschillend is voor elke fixture.
Fixture nummer: Elke fixture krijgt een nummer gedurende het patchen. Fixtures 1 tot 20 of 1 tot 40 op
de QQ30 kunnen bediend worden via de fixture faders met het overeenkomstige nummer. Hier kan ook
naar gerefereerd worden als het kanaal nummer indien het een eenvoudige dimmer is in een theater.
Groep: Een verzameling van één of meer fixtures van hetzelfde type en fixture mode, maar kan ook
een verzameling zijn van alle fixtures van één gelkleur.
Cue: Een bewaarde collectie van waardes of levels en attributen voor één of meer fixtures.
Attributen: QuickQ heeft 4 attributen categorieën gebruikt voor het beschrijven en bedienen van
fixtures. Intensiteit, Kleur, Positie en Beam. Beam bevat vele functies die eenvoudigweg niet de andere
3 zijn, bijvoorbeeld – shutter, prisma en gobo wielen!
FX: Afkorting van effecten. De geautomatiseerde applicatie van wijzigen aan één van de 4 attributen. Er
zijn Intensiteit effecten, Kleuren effecten, Beam effecten en Positie effecten ingebouwd in QuickQ.
MIDI: MIDI is synoniem voor Musical Instrument Digital Interface. Het is een manier om apparaten met
elkaar te verbinden en geluid aan te sturen. Het kan gebruikt worden om licht te triggeren vanuit een
audio apparaat, zoals een digitaal keyboard.
Multifunctie faders: Vindt u terug aan de linker zijde van de console. De QQ10 en de QQ20 hebben 20
faders en de QQ30 heeft 40 faders.
Multifunctie fader mode: De faders aan de linkerzijde van de console kunnen gebruikt worden in één
van de 3 modes gebruikmakend van de mode toetsen, op de console, boven de COL MIX encoders of
onderaan links van het touchscreen:
Fixture: elke fader bedient één fixture zoals toegewezen tijdens het patchen.
Group: elke fader bedient een groep of collectie van fixtures hierin opgeslagen.
Cue: elke fader kan één cue bewaren voor het weergeven van deze cue in deze mode.
Cue stack: één of meer cues, ofwel wordt de één na de andere afgespeeld door het drukken van de go-
toets of ofwel automatisch de één na de ander in een Chase.
Theater stijl cue stack: een genummerde sequentie van cues in een cue stack, standaard loopt de één
na de andere, in dezelfde volgorde en fade in en uit met een Fade tijd.
Chase: een geautomatiseerde sequentie van cues die de ene na de andere afspeelt.
Fade Time: de tijd nodig om een cue te laten wijzigen. Fade in en fade uit kunnen identiek zijn of
verschillend.
Playbacks: zijn de faders onderaan rechts van de console:
QQ10 heeft één theater stijl cue stack en twee chase cue stacks
QQ20 en QQ30 elk hebben 10 playbacks
Paletten: een collectie van fixture attributen van één type – bv. kleur, dat kan gebruikt worden als
Pagina 6 van 47