6 In bedrijf nemen
Overloopbeveiliging
schakelpunt
16
worden na elkaar de toestanden storingsmelding, volmelding (< 1,2
mA) en leegmelding (> 2,1 mA) gesimuleerd. Controleer, of bij het in-
drukken van de testknop de storingsmelding volgt (rode LED brandt).
Bij uitgeschakelde kabelbewaking brandt de rode LED niet.
Na het loslaten van de testknop komt de sensor weer onder spanning.
Tijdens de inschakelfase van de sensor ontstaat een korte stroomver-
hoging, die het aantrekken van het relais en branden van de gele LED
tot gevolg heeft. Dit is voor het beoordelen van de test niet relevant.
Nadat de sensor bedrijfsklaar is, wordt gedurende ca. 3 s een vol-
melding gesimuleerd, hierbij brandt de gele LED niet en het relais is
afgevallen. Voor een positieve testbeoordeling moet deze tijd tussen 2
s en 4 s liggen.
Aansluitend wordt door de sensor gedurende ca. 1,5 s een leegmel-
ding gesimuleerd, hierbij brandt de gele LED en het relais is aange-
trokken. Voor een positieve testbeoordeling moet deze tijd minimaal
1 s zijn.
De testprocedure is nu beëindigd, LED en relais keren terug naar de
actuele bedrijfstoestand.
Bij aansluiting van een VEGASWING wordt bij het bedienen van de
testknop alleen een kabelbreuk gesimuleerd. Daarmee kan alleen het
correcte gedrag van de VEGATOR en de nageschakelde inrichting in
geval van storing worden getest.
Opmerking:
Let erop, dat de nageschakelde apparaten tijdens de functietest zijn
geactiveerd. Daarmee kunt u dan het correct functioneren van het
meetsysteem controleren.
6.3
Functietabel schakelpunt
De volgende tabel geeft een overzicht van de schakeltoestanden
afhankelijk van de ingestelde bedrijfsstand en het niveau.
Opmerking:
De schakeltoestanden in de tabellen gelden alleen, wanneer de
bedrijfsmodusomschakelaar op de sensor op "Max." staat.
Sensor
Niveau
Sensor-
stroom
> 2,1 mA
< 1,2 mA
Meetversterker
LED geel
LED rood
(uitgang)
(storing)
Relais
Fail-safe
relais (op-
tie)
AAN
AAN
UIT
AAN
VEGATOR 111 •