Aarding
Aarding
Uw systeem moet geaard zijn. Zie de
aardingsinstructies in de ProMix
2KSinstallatiehandleiding.
De weerstand controleren
Om een goede aarding te waarborgen moet
de weerstand tussen de onderdelen van de ProMix
en het echte aardepunt minder zijn dan 1 ohm.
Lees de Waarschuwingen op pagina 7.
Laat een bevoegd elektricien de weerstand controleren
tussen elk onderdeel van de ProMix en het echte
aardepunt. Als de weerstand hoger is dan 1 ohm,
dan moet een andere aardeplaats worden gekozen.
Het systeem pas gaan gebruiken als het probleem
is verholpen.
12
Drukontlastingsprocedure
OPMERKING: Met de volgende procedures kunt u alle
vloeistof-en luchtdruk in het ProMix 2KS-systeem
ontlasten. Gebruik de procedure die geschikt is voor uw
systeemconfiguratie.
Laat de druk los als u ophoudt met spuiten, voordat u
spuittips gaat verwisselen en vóór reiniging, controle,
of onderhoud aan de apparatuur.
Eénkleursystemen
1. Sluit de A en B vloeistoftoevoerpompen/drukkamers
af terwijl het systeem in de Mengmodus
(pistooltrekker ingedrukt) zit. Sluit alle
vloeistofafsluitkleppen bij de pompuitlaten.
2. Druk op de manuele overnameknop op de A en B
magnetische doseerkleppen terwijl u de
pistooltrekker ingedrukt houdt om de druk los
te laten. Zie A
. 4.
FB
OPMERKING: Als er zich een doseertijdalarm
(E-7 of E-8) voordoet heft u dat alarm op.
3. Spuit het systeem geheel door, volgens de instructies
onder Doorspuiten met recept 0 in de
bedieningshandleiding van uw systeem.
4. Sluit de vloeistoftoevoer naar de
oplosmiddeldoorspuitklep (SPV) af en de
luchttoevoer naar de luchtdoorspuitklep (APV) ook,
A
. 3.
FB
5. Druk op de manuele overnameknop op de A en B
magnetische doorspuitkleppen terwijl u de
pistooltrekker ingedrukt houdt om de lucht- en
oplosmiddeldruk los te laten. Zie A
of de druk van het oplosmiddel tot 0 is verlaagd.
OPMERKING: Als het alarm voor het
doorspuitvolume (E-11) optreedt, schakel
dan het alarm uit.
. 4. Ga na
FB
313977H