4. Motor
Na-behandelingssysteem:
Als kenmerk van het common-rail brandstofinjectiesysteem kan brandstof die niet in de cilin-
der verbrandt, naar de DOC in het post-injectieproces gestuurd worden. Door de hoeveel-
heid inlaatlucht te regelen met de inlaatgasklep, kan de temperatuur van het uitlaatgas die
in de DOC filter stroomt 250 graden bereiken, waar onverbrand gas in het uitlaatgas wordt
geoxideerd. Bovendien activeert de post-injectie de katalysator in de DOC en stijgt de tem-
peratuur van de uitlaatgassen. De gastemperatuur van de uitlaat die in de DPF stroomt be-
reikt ongeveer 600 graden, als resultaat kan de opgeslagen roet in de DPF filter worden
"geregenereerd" (verbrand).
De hoeveelheid roet die zich ophoopt in de DPF wordt berekend op basis van de gebruiks-
omstandigheden van de machine. Wanneer roet zich ophoopt boven een bepaalde waar-
de en wanneer aan alle voorwaarden is voldaan, zal het systeem een automatische regene-
ratie uitvoeren (actieve regeneratie). Zelfs als het roetniveau boven een bepaalde waarde
komt, kan automatische regeneratie niet altijd worden uitgevoerd dit is afhankelijk van be-
paalde voorwaarden.I ndien het roet zich verder ophoopt en een handmatige regeneratie
( "Standstill Regeneration") vereist is , parkeer dan de tractor en druk dan op de DPF hand-
matige regeneratieschakelaar om het roet te
verbranden.
In het ergste geval, wanneer het
roet zich teveel ophoopt en de DPF filter niet gedwongen geregenereerd kan worden, zelfs
niet door een servicetool ( computer met interface ), zal de DPF filter vervangen moeten
worden. Anderzijds, als de automatische regeneratie om de één of andere reden onderbro-
ken of uitgesteld moet worden , druk dan op de schakelaar DPF regeneratieblokkering voor
3 seconden, waarna de DPF-regeneratieremmingsmodus begint. De regeneratie van de DPF
filter wordt uitgesteld.
9