Aandachtspunten voor de montageplek
• Op boten met een buitenboordmotor of hekmotor
worden gemonteerd.
• Op boten met een binnenboordmotor
aandrijfas van de motor worden gemonteerd.
• Op trap-rompboten
• Op boten met een volledige kiel
worden geplaatst, parallel aan de middenlijn.
• Op boten met een vinkiel
kiel en minder dan 10 cm (4 in.) opzij van de middenlijn worden gemonteerd.
• Op boten met waterverplaatsende romp
lengte van de waterlijn van de boot vanaf de boeg en op 150 tot 300 mm (6 tot 12 in.) opzij van de middellijn.
• De transducer moet parallel aan de as van de boeg naar de achtersteven van uw schip worden gemonteerd.
• Plaats de transducer niet achter planken, stijlen, beslag, de waterinlaat of uitlaatpoort, of op plaatsen waar
luchtbellen of waterturbulenties ontstaan.
De transducer moet zich in schoon (niet-turbulent) water bevinden voor optimale prestaties.
• De transducer moet niet worden gemonteerd op een plaats waar deze beschadigd kan raken bij het te water
laten of binnenhalen van de boot.
• Op boten met één schroef moet de transducer niet worden gemonteerd in het pad van de schroef.
De transducer kan schokgolven veroorzaken, wat een negatieve invloed kan hebben op de prestaties van de
boot en de schroef kan beschadigen.
• Op boten met twee schroeven moet de transducer zo mogelijk worden gemonteerd tussen de beide
schroeven.
moet de transducer vooraan en uit de buurt van schroef en
moet de transducer voor de eerste trede worden gemonteerd.
moet de transducer onder een kleine hoek in de richting van de boeg
moet de transducer meer dan 25 cm (10 in.) en minder dan 75 cm (30 in) vóór de
moet de transducer worden gemonteerd op ongeveer
moet de transducer vooraan en dichtbij de motor(en)
1
/
van de
3
3