Bediening
Opmerkingen:
• Vermijd open deuren en ramen.
• Het apparaat werkt na het inschakelen volautomatisch.
• De ventilator draait tijdens ontvochtigingsbedrijf
permanent.
Bedieningselementen
9
14 15 16
Nr. Aanduiding
Betekenis
9
Controlelampje
Wordt weergegeven tijdens
DEFROST
automatisch ontdooien
10 Controlelampje
Wordt bij vol of niet correct geplaatst
TANK FULL
condensreservoir weergegeven
11 Controlelampje
Brandt altijd tijdens bedrijf
RUNNING
12 Net- en
Apparaat in-, resp. uitschakelen
draaischakelaar
Keuze van de bedrijfsmodus
13 Positie NORMAL
Luchtvochtigheid tussen 50% en 60%
14 Positie
Continubedrijf actief
CONTINUOUS
15 Positie OFF
Apparaat uitgeschakeld
Apparaat inschakelen
Nadat het apparaat, zoals in hoofdstuk inbedrijfstelling is
beschreven, klaar voor gebruik is opgesteld, kan het worden
ingeschakeld.
1. Draai bij het eerste gebruik van het apparaat de
draaischakelaar (12) rechtsom naar de positie
CONTINUOUS (14).
ð Het controlelampje RUNNING (11) brandt.
2. Laat het apparaat ca. één uur werken in CONTINUOUS (14)
(continubedrijf).
3. Regel de gewenste luchtvochtigheid, door de
draaischakelaar (12) in een positie tussen OFF (15) en
CONTINUOUS (14) te zetten.
4. Voor het handhaven van de actuele ruimteluchtvochtigheid
de draaischakelaar (12) langzaam linksom draaien, tot de
compressor uitschakelt.
8
10 11
12
13
17
Bedrijfsmodi instellen
Gewenste relatieve ruimteluchtvochtigheid instellen
1. Regel de gewenste luchtvochtigheid, door de
draaischakelaar (12) in een positie tussen OFF (15) en
CONTINUOUS (14) te zetten.
2. Voor het handhaven van de actuele ruimteluchtvochtigheid
de draaischakelaar (12) langzaam linksom draaien, tot de
compressor uitschakelt.
Ontvochtiging
Het apparaat draait tot het bereiken van de gewenste relatieve
ruimteluchtvochtigheid. Wordt de gewenste relatieve
ruimteluchtvochtigheid overschreden, schakelen de compressor
en de ventilatie weer in.
Continubedrijf
Het apparaat ontvochtigt de lucht continu en onafhankelijk van
de actuele luchtvochtigheid.
1. Draai voor het activeren van het continubedrijf de
draaischakelaar (12) rechtsom, naar de positie
CONTINUOUS (14).
ð Het controlelampje RUNNING (11) brandt.
Bedrijf met slang aan de condensaansluiting
Voor langdurig bedrijf of onbewaakte ontvochtiging, moet de
meegeleverde condensafvoerslang worden aangesloten op het
apparaat.
ü Een geschikte slang (diameter: 1/2 inch) ligt klaar.
ü Het apparaat is uitgeschakeld.
1. De afdekking van de condensaansluiting losschroeven.
luchtontvochtiger TTK 75 E
NL