2. Elk spiraalvormig wegdeel heeft twee haken die genummerd
zijn. Bevestig spiraalvormig wegdeel A (met cirkelvormige haak
7 en 8) en spiraalvormig wegdeel B (rechthoekige haak 5 en 6)
aan pilaar A. Bevestig spiraalvormig wegdeel C (ovale haak 3 en
4) aan pilaar B en spiraalvormig wegdeel D (zeshoekige haak
1 en 2) aan pilaar B. Bevestig de wegdelen door de haken over
de daarvoor bestemde uitsteeksels van de pilaren te schuiven,
zoals hieronder wordt afgebeeld.
3. Plaats de lanceerder bovenop pilaar B, zoals hieronder wordt
weergegeven
17
17
17
17