3. ALGEMENE opmerkingen
3.1 Toelichting bij de ledweergave
In ieder verkeerslicht bevinden zich in de besturingsbehuizing meerkleurige licht-
gevende dioden waarop de volgende informatie te lezen is:
LED geel – brandt niet
LED blijvend geel
LED snel geel knipperend
LED langzaam geel knipperend = manueel bedrijf geel knipperend
LED blijvend rood
LED rood knipperend
LED rood/groen (oranje)
Als verkeerslichten van groen naar geel schakelen, knippert de groene led één keer op
de signaalgever die als verkeerslicht 1 is geprogrammeerd – bij verkeerslicht 2 twee
keer, bij verkeerslicht 3 drie keer enz. Zo kunt u zien hoe de betreffende signaalgever
is geprogrammeerd..
3.2 Accu vervangen
Bij een batterijspanning van ca. 9 volt schakelt de betreffende signaalgever de lampen
uit. Vervang de "lege" batterij door een volgeladen batterij van 12 volt/170 Ah. (De
batterij/-en is/zijn onderaan in de batterijbehuizing geplaatst.)
De installaties werken na een batterijwissel gewoon door. Opdat de verkeerslichten
niet opnieuw moeten worden geprogrammeerd, mag een batterijwissel niet langer dan
5 minuten duren!
3.3 Tijdelijke onderbreking van de werking
Als de installaties tijdelijk buiten bedrijf worden gesteld zonder dat het programma-
verloop wordt gewist, moeten beide verkeerslichten eerst op "Donker" worden gezet.
De batterijen mogen niet worden afgeklemd. Het programmaverloop blijft intern
doorlopen via de aangesloten spanningsvoeding
=
batterij vol
=
batterij waarschuwing vanaf ca. 10,5 volt
=
batterij leeg (verkeerslicht donker); batterij
binnen 5 minuten wisselen, omdat de gepro-
grammeerde gegevens anders gewist worden
=
manueel bedrijf blijvend rood
=
rood defect (lichtmiddel)
Vervang het lichtmiddel in de rode kamer!
=
manueel bedrijf donker (lampen uit)
14