PROBA 5 Compact
2.1.3 Batch instellingen
Alle rijpprocessen worden gelogd met een uniek batch-identificatienummer.
Voor het starten van een rijping kan er handmatig batchinformatie ingevoerd worden.
Accepteer nieuwe batch gegevens.
Wijzig de huidige batch.
Stop de huidige batch.
Batch velden worden geleegd.
Verplaats de batch informatie
naar een andere cel. De batch
informatie wordt gewist voor de
huidige cel.
Open de andere cel om de
batchinformatie te bekijken.
Batch instellingen
Fig. 12
Er wordt geen informatie getoond omdat er
geen batch is gestart.
Selecteer 'Nieuw' om batch details in te
voeren.
Vul hier de batchgegevens in.
(Inhoud hangt af van de instellingen)
Negeer de wijzigingen en sluit het venster.
Batch details worden weergegeven.
Rijpen is nu mogelijk (Hold - Rijpen - Standby)
Standaard wordt de batchinformatie aan de
geselecteerde cel gekoppeld. Het is mogelijk
om de batch te verplaatsen naar een andere
cel. Hierdoor kan de rijping vervolgd worden in
een andere cel.
Selecteer een andere beschikbare cel.
Negeer de wijzigingen en sluit het scherm.
Pagina 12 van 24
Doc.nr: 181063
Het is belangrijk om eerst de
batchinformatie in te voeren
voordat een programma gestart
wordt.
De standaard naam hangt
af van de instellingen zoals
geconfigureerd in de tab
'Configuratie - batches'.
Zie de VASP handleiding voor het
configureren van de batches.
Versie: 1.0
Eerst
batchinformatie
invoeren
Batch
voorkeuren