BEDIENING | INSTALLATIE
Algemene voorschriften
BEDIENING
1. Algemene voorschriften
Tip
Lees deze handleiding voor gebruik zorgvuldig door
en bewaar deze.
Geef de handleiding door aan een volgende gebruiker
indien van toepassing.
Symbolen in deze documentatie
Tip
Algemene aanwijzingen worden aangeduid met het
hiernaast afgebeelde symbool.
f Lees de instructieteksten grondig door.
f
f Dit symbool geeft aan dat u iets moet doen. De vereiste
f
handelingen worden stap voor stap beschreven.
2. Bediening
Deze bedieningseenheid heeft dezelfde functies als de in het
ventilatietoestel ingebouwde bedieningseenheid. Instructies
betreffende de bediening vindt u in de bedieningshandleiding
van het ventilatietoestel.
INSTALLATIE
3. Montage
De installatie, de ingebruikname, het onderhoud en de re-
paratie mogen alleen worden uitgevoerd door een vakman.
Een onberispelijke werking kan alleen worden gegarandeerd
wanneer u de volgende punten in acht neemt:
- Plaats de bedieningseenheid op een binnenwand, maar
niet in een nis.
- Het is niet toegestaan om de bedieningseenheid door
gordijnen en dergelijke af te dekken.
- Voorkom beïnvloeding door externe warmte (bijv. door
de zon, verwarming of een tv-toestel).
- Voorkom directe tocht die door ramen en deuren veroor-
zaakt wordt.
Haal voor de montage de bedieningseenheid uit de wandop-
bouwbehuizing:
2 |
f Ontgrendel de vergrendelhaak die in de opening aan de
f
onderzijde van de wandopbouwbehuizing zit. Druk met
een schroevendraaier op de vergrendelhaak.
f Gebruik een vieraderige CAN-buskabel om het ventila-
f
tietoestel op de plaats van montage aan te sluiten op de
bedieningseenheid.
De CAN-buskabel moet voor de montage 20 tot 30 cm uit de
wand steken.
Montage met inbouwcontactdoos
Voor de wandbevestiging adviseren wij een inbouwcontact-
doos die dit stuk van de CAN-buskabel kan herbergen.
f Let erop dat de schroefopeningen van de inbouwcontact-
f
doos horizontaal respectievelijk verticaal ten opzichte van
elkaar zijn geplaatst.
Montage zonder inbouwcontactdoos
f Boor vier gaten voor het bevestigen van de wandop-
f
bouwbehuizing (Ø 5 mm).
f Let er bij het leggen van de CAN-buskabel op dat u bij het
f
boren van de bevestigingsgaten de kabel niet beschadigt.
In het gebied van de kabeldoorvoeropening (achter de
wandopbouwbehuizing) moet een ruimte voor het herbergen
van 20 tot 30 cm datakabel beschikbaar zijn.
f Breek een van de breukpunten uit aan de
f
wandopbouwbehuizing.
f Geleid de CAN-buskabel langs achteren doorheen de ont-
f
stane opening.
FES Komfort | TCR Comfort