Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Electrolux Professional Ecostore V2MMBTHC Snelle Gebruikershandleiding pagina 7

Inhoudsopgave

Advertenties

A.10 Klimaatklasse
Klimaatklasse
De klimaatklasse vermeld op het typeplaatje heeft betrekking op de volgende waarden:
• Modellen met blinde deur:
Klimaatklasse 5:
– 43℃ (IEC/EN 60335-2-89)
– 40℃ ruimte met 40% relatieve luchtvochtigheid (EN 16825/EN ISO 22041).
• Modellen met glazen deur (1MTN):
Klimaatklasse 5:
– 43℃ (IEC/EN 60335-2-89)
– 30℃ ruimte met 55% relatieve luchtvochtigheid (EN 16825/EN ISO 22041).
• Modellen met glazen deur (1MBT-2MTN):
Klimaatklasse 5:
– 43℃ (IEC/EN 60335-2-89)
– 25℃ ruimte met 60% relatieve luchtvochtigheid (EN 16825/EN ISO 22041).
A.11 Transport, verplaatsing en opslag
• Het transport (oftewel de verplaatsing van het apparaat van de ene plaats naar de andere) en de verplaatsing (oftewel het
overbrengen binnen werkplekken) moeten plaatsvinden met gebruik van geschikte transportmiddelen.
• Raadpleeg aanwijzingen op de verpakking voor stapelen tijdens transport, hantering en opslag.
• Tijdens de fases van het laden of lossen is het verboden zich onder geheven lasten te bevinden. Het is onbevoegden verboden
om de werkzone te betreden.
• Alleen het gewicht van de machine zelf is onvoldoende om stabiliteit te verzekeren.
• Bij het verplaatsen van het apparaat is het verboden het apparaat op te tillen of te verankeren aan bewegende of kwetsbare
delen zoals: carter, elektrische bedrading, pneumatische onderdelen, enz.
• tijdens het verplaatsen mag het apparaat niet geduwd of gesleept worden om omkiepen te voorkomen. Gebruik geschikte
hulpmiddelen om het apparaat op te tillen.
• Zorg voor een passende omgeving, met een vlakke ondergrond, voor het lossen en opslaan van het apparaat.
• Voor de medewerkers die belast zijn met het transport, de verplaatsing, het verschuiven en de opslag van het apparaat zijn een
geschikte opleiding en training voor het veilige gebruik van hefsystemen en de toepassing van persoonlijke
beschermingsmiddelen die geschikt zijn voor het soort werkzaamheden dat moet worden uitgevoerd noodzakelijk.
• Verzeker u, op het moment van de verwijdering van de verankeringssystemen, ervan dat de stabiliteit van de onderdelen van het
apparaat niet afhankelijk is van de verankering en dat deze handeling, dus, niet tot het vallen van de lading van het voertuig leidt.
Voordat componenten van het apparaat worden verwijderd dient u zich ervan te verzekeren dat alle verankeringssystemen
verwijderd zijn.
A.12 Installatie en montage
• De installateur moet het minimale volume van de installatie-omgeving dat nodig is om de risico's die verband houden met gevaar
dat wordt veroorzaakt door ontvlambaarheid en toxiciteit van het koelmiddel dat in het apparaat aanwezig is, evalueren.
• De beschreven handelingen dienen op grond van de in het land van gebruik geldende actuele veiligheidsrichtlijnen en
-voorschriften te worden uitgevoerd;
• de apparaten zijn niet geschikt om buiten en/of op plaatsen geïnstalleerd te worden waar zij aan weersinvloeden (regen, direct
zonlicht e.d.) blootgesteld zijn.
A.13 Elektrische aansluitingen
• Het voedingssysteem moet geschikt zijn voor de vermelde stroomsterkte van het aangesloten apparaat; de aansluiting moet
worden uitgevoerd in overeenstemming met de in het land van gebruik geldende richtlijnen en voorschriften.
• In het geval van apparaten met een aparte groep dient de aansluiting op een duidelijk verschillende manier gemaakt te worden
voor de groep en voor het apparaat.
• Informatie over de voedingsspanning en frequentie van het apparaat staat vermeld op het typeplaatje.
• Installeer tussen de voedingskabel en elektrische leiding een hooggevoelige, thermische overbelastingsbeveiliging aan die
berekend is op het vermogen van het apparaat, zoals vermeld op het typeplaatje, met een contactopening die de volledige
afsluiting mogelijk maakt in omstandigheden van overspanningscategorie III, uitgevoerd volgens de geldende voorschriften.
Voor de juiste doorsnede van de schakelaar of van de stekker de op het typeplaatje van het apparaat aangegeven opgenomen
stroom raadplegen.
• Na de aansluiting controleren of de voedingsspanning, wanneer het apparaat in werking is, niet met ±10% afwijkt van de
nominale spanning.
• Bij de modellen die ingesteld zijn voor werking zonder ingebouwd koelsysteem, moet de elektrische aansluiting van de
condensorunit en de elektromagnetische klep worden uitgevoerd zoals aangegeven in het schakelschema dat bij het apparaat
geleverd is. De aansluiting moet tot stand gebracht worden met een snoer met een adequate doorsnede. Plaats de kabels en zet
ze vast met de daarvoor bedoelde kabelklem. Sluit elke geleider op de juiste wijze aan op de overeenkomstige klem.
• Indien de voedingskabel beschadigd is of te kort is, dan dient hij door de Klantenservice of in ieder geval door gespecialiseerd
personeel vervangen te worden, teneinde elk risico te vermijden.
• De fabrikant kan op geen enkele wijze aansprakelijk gesteld worden voor eventuele schade of ongevallen die voortvloeien uit het
feit dat de hierboven vermelde voorschriften of de elektrische veiligheidsvoorschriften die van toepassing zijn in het land waar
het apparaat gebruikt wordt, niet in acht genomen zijn.
A.14 Maximaal toelaatbare impedantie
De volgende modellen moeten worden aangesloten op een openbaar distributiesysteem met een maximaal toelaatbare
systeemimpedantie zoals getoond in de tabel:
7

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave