Overzicht en gebruik van het apparaat
De diverse MixDesk mixers zijn vergelijkbaar in gebruik en zijn ongeveer op dezelfde manier opgebouwd.
Onderstaande beschrijvingen en afbeeldingen zijn mogelijk niet toepasbaar of aanwezig op uw model. Houd
de verschillende secties van de mixer naast uw exemplaar zodat u kunt controleren of bepaalde features op
uw model aanwezig zijn en hoe u deze kunt gebruiken voor optimaal resultaat.
Monokanalen
Een monokanaal van een PA-mixer wordt normaliter gebruikt voor standaard microfoonsignalen of eventueel
voor mono lijnsignalen. In de praktijk worden meestal enkel stereo lijnsignalen gebruikt tenzij dit niet anders
kan.
Een compleet monokanaal met al zijn bedieningselementen wordt een 'channelstrip' genoemd.
Afhankelijk van het model van uw mixer heeft u meerdere monokanalen tot uw beschikking die
de volgende functies hebben:
Mic: Microfooningang, met een 3-pins XLR aansluiting voor het aansluiten van een microfoon.
Line in: Indien u een lijnsignaal wenst aan te sluiten op het monokanaal, gebruik dan de 6.35
mm TRS jack aansluiting, die gebalanceerd of ongebalanceerd mag zijn.
HPF: Voor bepaalde signaalbronnen zoals zang- of spraakmicrofoons kan het onwenselijk zijn
om frequenties te verwerken die lager dan 80 Hz zijn. Met de HPF (High Pass Filter) functie
ingeschakeld wordt alles onder de 80 Hz wat door de signaalbron wordt doorgegeven, met 18
dB/oct gedempt. Visueel gezien betekent dit een aflopende lijn waarbij hoe lager de frequentie
wordt, hoe minder informatie ervan in het signaal overblijft.
Gain: Met de 'gain' knop kan de versterking van het ingangssignaal van het kanaal worden
ingesteld om de volledige dynamische potentie uit het signaal te halen en daarbij oversturing te
voorkomen. De gain knop dient volledig naar links gedraaid te zijn bij het aansluiten van een
ingang. Het ingangssignaal kan worden versterkt door de gain knop langzaam naar rechts te
draaien tot het CLIP-niveau wordt bereikt. Dat is het niveau dat het dynamische bereik van het
signaal begrenst. Wordt dit niveau overschreden, ook wel 'clippen' genoemd, gaat het geluid
kraken. Als het CLIP niveau is bereikt, wat aangegeven wordt door de PEAK led indicator (zie
'PEAK'), dient de gain teruggedraaid te worden tot het signaal niet meer 'clipt'. Het beste is om
het signaal wat verder terug te draaien om ruimte over te houden voor mogelijke dynamische
verschillen of pieken in het signaal. Deze ruimte heet 'headroom'. De praktijk zal uitwijzen wat
voor uw situatie de beste instelling is. Bij bronnen zoals microfoons en onervaren sprekers of
vocalisten kan het signaal behoorlijk fluctueren, en is het mogelijk nodig de Gain verder terug te
draaien om stevige signaalpieken op te kunnen vangen zonder dat het signaal gaat clippen.
EQ: De monokanalen zijn allemaal voorzien van een 3-bands equalizer-functie. Deze bevatten
knoppen om controle te krijgen over de balans tussen hoog, midden en laag. Op 12 kHz, 2,5
kHz en 80 Hz kunnen klanken geboost of gedempt worden met waardes tussen + 15 en -15 dB.
Dit kan van pas komen wanneer u bijvoorbeeld stemgeluid meer wilt accentueren met hoge
tonen.
Aux: Met de Aux-regelaar bepaal je hoeveel van het ingangssignaal uitgestuurd wordt naar de
Aux Send uitgang; een uitgang die apart van de rest regelbaar is. Met de PRE/POST knop
bepaal je of het signaal vóór (pre) of na de fader (post) naar de Aux Send uitgang gestuurd
wordt.
FX: Sommige mixers zijn voorzien van een ingebouwde effectenmodule, andere mixers hebben
de mogelijkheid om externe randapparatuur aan te sluiten zoals effectapparatuur. Met de FX-
knop kan de mate van het effect op het kanaal ingesteld worden. Dit kan handig zijn om
bijvoorbeeld een klein beetje galm toe te voegen op de stem van een vocalist. Meer uitleg over
de effectenfunctie volgt verderop in deze handleiding.
De informatie in deze gebruiksaanwijzing kan gewijzigd worden zonder verdere notificatie.
Versie: 1.0
Aanmaakdatum en initialen auteur: 04-12-2018 RV
Revisiedatum en initialen auteur: -