6. BEDIENING EN ONDERHOUD VAN DE POMP
Zorg er vóór elke handeling met de pomp voor dat de voeding is losgekoppeld en dat
onbedoeld starten niet mogelijk is. Zorg er ook voor dat er geen mobiele delen aan de
buitenkant draaien.
Voordat onderhoud wordt uitgevoerd, moet de pomp grondig worden gespoeld met schoon
water om gevaar voor mens en milieu te voorkomen
De pomp moet regelmatig worden gereinigd van afzettingen die zich in de verpompte
WAARSCHUWING
vloeistof bevinden. De frequentie van dit type activiteit hangt af van het type medium
waarmee de pomp werkt. Dit zijn voornamelijk afzettingen die, als ze klevende
eigenschappen hebben, zich aan de buitenkant van de motor hechten en oververhitting en
vernietiging kunnen veroorzaken. Hetzelfde probleem geldt voor de hydraulische kamer. In dit geval
vermindert een overmatige hoeveelheid slib de hydraulische parameters en kan de pomp vastlopen.
Bovendien moet de gebruiker, afhankelijk van het type vloeistof, beslissen over de periode waarna
de niet-werkende pomp moet worden verwijderd en gespoeld. Een goede oplossing om te
voorkomen dat de pomp door stilstand vastloopt, is om de pomp periodiek aan te zetten.
7. INTERFERENTIE BIJ HET WERK, OORZAKEN EN OPLOSSINGEN
Schakel voor werkzaamheden aan de pomp de stroomtoevoer uit en beveilig het apparaat
tegen opnieuw inschakelen. Mobiele delen moeten stilstaan.
PROBLEEM
De motor van de pomp
werkt niet
De pomp werkt maar
pompt geen water of
pompt met
geredeuceerde
parameters
De pomp start, maar de
overbelastingsbeveiliging
schakelt de motor uit
OORZAAK
a) Geen stroom
b) De tegenbeveiliging heeft de
overbelasting geactiveerd
c) Stroomkabel of motor beschadigd
d) Controleer of de sensor (OMNI GO)
beschadigd is.
a) Vuile zuigkorf
b) Versleten hydraulische
componenten
c) Geen water of verlaagd
wateroppervlak in de bron
a) De pompmotor is overbelast met
onzuiverheden in het hydraulische
gedeelte
b) Te lage instelling voor
overbelastingsbeveiliging
c) De spanning van de elektrische
stroom is te laag
d) Beschadigde motor
OPLOSSING
a) Controleer of er stroom
is, controleer of de
stekker correct is
aangesloten op het
stopcontact
b) Activeer de
overbelastingsbeveiliging
c) Retourneren voor
reparatie
d) Zo ja, laat het dan
herstellen
a) Maak een zuivering
b) Retourneren voor
reparatie
c) Laat de pomp in de put
zakken of gebruik een
model met een lagere
capaciteit
a) Retourneren voor
reparatie
b) Definieer de juiste
bescherming
c) Corrigeer de oorzaak van
de laagspanning
d) Retourneren voor
reparatie